Deel 3:

De eikels: voedsel voor verschillende soorten





De vruchten van de Eik, de eikels, zijn rijp in het midden van de herfst. Ze vallen op de grond en vormen een belangrijke voedselbron voor dieren. Deze eikels worden pas gevormd wanneer een boom ongeveer twintig jaar oud is. De vruchten hebben een tot drie jaar nodig om volledig te rijpen. Een honderdjarige Eik kan tot 40 kilo eikels voortbrengen.

Eikels werden vroeger gebruikt om varkens te voeren. Al in de middeleeuwen werden varkens het bos ingelaten om eikels te eten, want de eikels bevatten bijna 40 % vet. Ze zijn echter giftig voor paarden en honden. Ze bevatten namelijk grote hoeveelheden tannine (looizuur). Wanneer honden veel tannine eten kan dit leiden tot buikpijn, diarree en braken, zelfs ook tot nierfalen en de dood. Bij paarden kan een grote hoeveelheid tannine leiden tot ziekteverschijnselen zoals een aantasting van de maagdarmwand, waardoor maagzweren, maag-darmverstoppingen en bloedarmoede kunnen ontstaan.

De symptomen zijn een verminderde eetlust, koliekverschijnselen en een donker gekleurde urine.

Naast de Gaai, die voorraden eikels aanlegt waar in de winter kan worden op teruggevallen, zijn er ook tal van andere soorten uit uiteenlopende groepen die leven van de eikels.  

Het Eikelbekertje Ciboria batchiana is een zwam die voorkomt op afgevallen, zwart geworden eikels in bossen en lanen op droge, zandige bodem. Het is een biotrofe of saprotrofe soort.

De Eikeldopzwam Hymenoscyphus fructigenus Zwam die groeit op napjes en vruchtstelen van eikels, napjes van beukennoten en vruchtwanden van Haagbeuk, Hazelaar en Els. Het is een saprotrofe soort.

De Eikelboorder Curculio venosus is een snuitkever die van mei tot augustus voorkomt in Eikenbossen. Het vrouwtje boort met haar lange snuit in de zomer een gat in een nog onrijpe eikel. In het gat worden minstens 2 eitjes  gedeponeerd. Na ongeveer 2 weken komt de larve uit het ei en voedt zich verder met het binnenste weefsel van de eikel.

In de herfst vallen de 9 tot 10 mm lange larven met de eikel op de grond en boren zich naar buiten en graven zich tot ongeveer 25 cm diep de grond in om te overwinteren. Na de winter verpopt de larve zich en in mei of juni komt de kever uit de pop.

De Kruisbek Loxia curvirostra is een vogel. Hij bewoont vooral sparrenbossen, vooral met Fijnspar Picea abies. Hij bezoekt ook tuinen met coniferen. Zijn menu omvat zaden uit naaldboomkegels, maar ook vliegen, kevers, beukennootjes, eikels en zaden van Esdoorn-soorten, Els-soorten, Haagbeuk, Lijsterbes, Klimop, grassoorten en distels. Het broeden gebeurt vooral in noordelijker streken.

De Houtduif Columba palumbus bewoont bossen, open velden, parken, tuinen en lanen. De soort heeft zich goed aangepast aan het stadsleven en is daar sterk in aantal toegenomen. In de winter voedt deze vogel zich met voederbieten en gras; in de zomer bestaat het voedsel uit bessen, eikels en zaden. Deze duif slikt de eikel in één keer door.

De Duivenluis Columbicula columbae is een parasiet die alleen voorkomt tussen de veren van duiven zoals onder meer de Houtduif. Het is een bijtende luis, die zich voedt met de hoorn van duivenveren.

Houtduiven broeden vaak dichtbij het nest van de Boomvalk Falco subbuteo. De nestjongen van de Boomvalk vallen vaak ten prooi aan de Havik. Tegen de Havik is de Boomvalk niet opgewassen, maar andere predatoren zoals kraaien en de Vlaamse Gaai vallen ze wel aan. De locatie van de nestplaats biedt dus bescherming van de jongen van de Houtduif. De Boomvalk is een dagroofvogel. Deze vogel bewoont oude cultuurlandschappen met verspreide boomgroepen en struikgewas. De vogel Voedt zich met kleine vogels en insecten zoals libellen (vooral Glazenmakers). Voor deze laatste houdt hij zich graag in een waterrijke omgeving op. Het nest (de horst) bevindt zich op bomen. Niet zelden kiezen ze hiervoor een Zomereik.

Het voedsel van de Kauw Corvus monedula bestaat uit insecten, wormen, slakken, kleine gewervelde dieren, bessen, zaden en noten (waaronder eikels) en aas. Deze kraaiachtige vogel hakt de schil van de eikel eerst kapot waarna de inhoud wordt opgegeten.  Soms rooft hij eieren uit vogelnesten. De Kauw is een kraaiachtige vogel. Het is een bewoner van open landschappen met groepen oude bomen en dicht bij menselijke nederzettingen. Hij vertoont een voorliefde voor oude gebouwen. Hij nestelt gewoonlijk in kolonies van tientallen tot honderden broedparen. Deze vogel bouwt het nest in kunstmatige en natuurlijke holten en spleten, zoals in rotswanden, op kliffen, in schoorstenen, ventilatiekanalen, boomholten. De Kauw nestelt soms in holen van de Zwarte Specht.

De Eekhoorn Sciurus vulgaris verblijft meestal in boomtoppen. Hij jaagt ook daar vrouwtjes achterna. De voortplantingsperiode valt in december-januari en in mei-juni. Wanneer de jongen 3 maanden oud zijn, worden ze door de moeder verjaagd. Eekhoorns grijpen met de klauwen in de bast van bomen bij het afdalen. De pluimstaart dient als evenwichtsorgaan. Met de sterke achterpoten kunnen zeer grote sprongen worden gemaakt. In het voortplantingsseizoen leggen Eekhoorns grote afstanden af. Het voedsel bestaat uit zaden, noten zoals eikels, de schors van jonge takken, knoppen, soms insecten, vogeleieren en jongen, bosvruchten en zwammen.

De meeste verkeersslachtoffers onder de Eekhoorns vallen in het begin van de herfst, wanneer hazelnoten, beukennootjes, eikels, esdoornzaden en tamme kastanjes rijp zijn. De Eekhoorn maakt een drietal nesten, die hij afwisselend gebruikt, meestal in een vork van takken dicht bij de stam. Het is een bolvormig kluwen van takjes en twijgen, bekleed met gras, bladeren en mos. Hij brengt de winter in een bekleed hol of dicht boomnest door, maar houdt geen echte winterslaap. Zijn hartslag en ademhaling verlagen wel om energie en wintervoorraden te sparen. De Eekhoorn legt een wintervoorraad aan van vooral noten, die hij in de grond of in boomholten verstopt. Voor dit dier is de aanwezigheid van oudere naaldbomen van belang, omdat de zaden uit dennen- en sparrenkegels niet alleen net zo energierijk zijn als hazelnoten en beukenootjes en veel eiwitrijker dan eikels, maar omdat ze ook het hele jaar door beschikbaar zijn.

De Gewone Meikever Melolontha melolontha is een grote kever die voorkomt  bij bosranden en ook in open veld. De soort kan worden gevonden in Eiken, Beuken, Esdoorns en fruitbomen. Vroeger was de soort algemener, maar hij blijkt weer meer te worden gezien in Vlaanderen na vele jaren zeldzaam te zijn geweest. De larven worden engerlingen genoemd. De ontwikkeling duurt 3 tot 4 jaar en gebeurt onder de grond op plantenwortels. Ze worden soms ontdekt op omgeploegde akkers of in een omgespitte tuin. De kevers komen omstreeks oktober uit maar blijven overwinteren in de grond. In het voorjaar komen ze te voorschijn. Deze kever doet zich eerst tegoed aan bladeren van bomen. Vroeger waren er af en toe Meikever-plagen waarbij bomen volledig werden kaalgevreten. De mannetjes, die voorzien zijn van grote antennes, zijn zeer gevoelig voor geurstoffen (alcoholen) die vrijkomen uit beschadigde bladeren van Zomereik, Beuk en Haagbeuk. Pas als een mannetje bij de beschadigde bladeren is aangekomen, wordt bepaald of er een vrouwtje in de buurt is door naar haar vrouwelijke feromonen te zoeken. Het vrouwtje zet na de paring de eitjes af op een diepte van enkele centimeters in de bodem. Na de ei-afzet sterft het vrouwtje. Meikeverlarven worden gegeten door de Mol, het Wild Zwijn en de Das. De volwassen Meikever vliegt het liefst ’s nachts en hierdoor zijn vleermuizen belangrijke vijanden; vleermuizen sporen de kevers op door hun echolocatie en plukken ze uit de lucht. Overdag worden de kevers vooral door vogels zoals mezen, kraaiachtigen, Spreeuwen en andere insecteneters zoals kikkers gegeten.

Het Wild Zwijn Sus scrofa , ook Everzwijn genoemd, is een inheems zoogdier dat tot voor enkele jaren in veel gebieden niet zo talrijk (meer) voorkwam.  Dit opportunistische, omnivore dier kan in vrijwel alle biotopen overleven. Door een aantal factoren worden er nu weer meer Wilde Zwijnen gesignaleerd. Men kan spreken van een natuurlijke herlokalisatie.
Wilde Zwijnen houden van uitgestrekte bossen, vooral loofbossen (Eik, Beuk) met een dikke strooisellaag met in de nabijheid akkers met landbouwgewassen en weilanden met een oude grasmat waaronder zich een rijke bodemfauna heeft ontwikkeld. Er moet water in de buurt zijn. Wilde Zwijnen leven in groep en zijn vooral in de schemering en ’s nachts actief. Overdag verschuilen ze zich op drassige, door struikgewas beschutte plaatsen, vaak in of nabij modderpoelen. Deze modderpoelen (zoelen) of moerassige plaatsen zorgen voor afkoeling en opgedroogde modder geeft bescherming tegen huidparasieten. Het Wilde Zwijn is een alleseter, maar het voedsel bestaat wel voor 90 % uit plantaardig materiaal: breedbladige grassen, wortelstokken, knollen, paddestoelen, bessen, eikels, kastanjes, maïs en beukennootjes. Eikels en beukennootjes vormen, waar en wanneer voorhanden, de belangrijkste component. Het dierlijk voedsel bestaat uit insecten, regenwormen, slakken, kleine zoogdieren en aas. Ook zwammen worden gegeten. Dit dier zoekt dus voor een deel ondergronds zijn voedsel. Dit wroetgedrag zorgt ervoor dat de bodem wordt verlucht, humus wordt vermengd en er gezorgd wordt voor open plekken in het bos zodat boomzaden gemakkelijker kunnen kiemen. Op die manier werkt het dier mee aan soortenrijkere en dus waardevolle bossen. Rondlopende Wilde Zwijnen verspreiden kiemen en zaden en dragen dus bij tot de biodiversiteit.

De Eikelmuis Eliomys quercinus houdt een winterslaap die wel 7 maanden kan duren. De soort komt voor in kleinschalige of halfopen cultuurlandschappen, structuurrijke loofbossen, bosranden met Braam-struwelen, grotere tuinen, hoogstamboomgaarden, vruchtenrijke struwelen, brede houtkanten en kasteelparken. Heeft een verborgen levenswijze. Bouwt een nest in holle bomen, in de grond, in spleten. Soms wordt een nestkast in gebruik genomen. Het  voedsel bestaat uit kleine gewervelde en ongewervelde dieren, noten (eikels) zaden en  vruchten. In de zomer worden vooral slakken, sprinkhanen, jonge vogels en ander klein gedierte gegeten. In de nazomer legt de muis zich vooral toe op vruchten.





Deel 1 Het broeikaseffect: grotendeels te wijten aan de mens
Deel 2 Klimaatverandering als gevolg van het broeikaseffect
Deel 3 Gevolgen van de klimaatverandering : algemeen
Deel 4 Gevolgen wereldwijd
Deel 5 Gevolgen voor de natuur in Vlaanderen
Deel 6 Noodzakelijke maatregelen