Deel 4
 
Gevolgen wereldwijd




Het IPPC is een onderdeel van de Verenigde Naties en brengt iedere 5 jaar rapport uit over de stand van zaken voor ontwikkelingen in het klimaat. In de afgelopen eeuw steeg de temperatuur gemiddeld met 0,74 graden Celsius (Rapport IPPC-2007). 

Als het scenario wordt gevolgd van het gebruik van steeds meer fossiele brandstoffen zou de gemiddelde temperatuur op Aarde in het jaar 2100 tussen de 1,1 en 6,4 graden hoger kunnen zijn dan in 1990. Elk decennium zou er een gemiddelde temperatuurstijging kunnen zijn van 0,2 graden Celsius.

Sinds 1992, toen de Verenigde Naties in Rio de Janeiro besloten tot het voorkomen van “de gevaarlijke menselijke invloed op het klimaatsysteem”, is de organisatie reeds een 20-tal keer samengekomen zonder dat de koolstofdioxide-uitstoot significant is teruggebracht. Sinds 1992 is er bijna evenveel koolstofdioxide in de atmosfeer terechtgekomen als in de hele vorige eeuw.

Volgens een rapport van de NASA (2006) is de gemiddelde temperatuur op de Aarde in 12.000 jaar niet zo warm geweest. Wanneer er nog een bijkomende stijging van 2 of 3 graden zou komen, dan kan onze planeet er heel anders gaan uitzien dan zoals we ze nu kennen.

Vooral noordelijke wouden, mangroven, bergwouden, poolgebieden, bergweiden en koraalriffen worden bedreigd door de klimaatverandering.

Koraalriffen groeien namelijk niet naarmate de zeespiegel stijgt; het zeewater wordt immers te warm voor deze groei. De hittegolven zorgen ervoor dat koralen de algen waarmee ze samenwerken afstoten. De koralen “verbleken” hierdoor en sterven af. Met de koralen sterven ook talloze soorten die op de koraalriffen leven.

De helft van de koralen van het Groot Barrièrerif voor de Australische kust is sinds 1990 afgestorven. De sterfte is vooral groot in stukken die te lijden hadden onder de hoge temperaturen die in 2016 en 2017 voor een massale verbleking van de koralen zorgden. De koraalsoorten die het meest zijn afgestorven, zijn belangrijk voor de habitat van andere levensvormen, zoals vissen. De vispopulaties lijden dan ook onder de koraalsterfte. Het rif kan zich nog moeilijk herstellen doordat er steeds minder grote koralen zijn die voor nieuwe kleine koralen (larven) kunnen zorgen. De wetenschappers wijten de koraalsterfte aan de opwarming van het zeewater als gevolg van de klimaatverandering. 

Als de opwarming niet wordt tegengehouden, zal ze drempels overschrijden, waarbij ze zichzelf zal versterken.

In de oceanen spreekt men ook van hittegolven. Men spreekt van een maritieme hittegolf wanneer de maximumtemperatuur 5 dagen op een rij significant hoger ligt van normaal. Wetenschappelijk onderzoek weer uit dat het visbestand tussen 1930 en 2010 als gevolg van de klimaatopwarming met 4 % wereldwijd was gedaald.

Als gevolg van de klimaatverandering gebeurt er in de oceanen een verschuiving van de zuidelijke zoöplanktonsoorten, dit zijn microscopisch kleine zee-organismen, naar het noorden toe. De gematigde soorten worden weggeconcurreerd. Maar het zijn deze gematigde soorten die het belangrijkste voedsel vormen voor vissen als de Kabeljauw Gadus morhua. 

De meest voorkomende fotosynthetiserende organismen op Aarde, namelijk bacteriën van het genus Prochlorococcus ondervinden ernstige hinder door de plasticvervuiling in de oceanen. Deze bacteriën vormen de cruciale basis van de mariene voedselketen en produceren ongeveer 10 % van alle zuurstof wereldwijd. De plasticvervuiling vermindert de groei en de zuurstofproductie van de bacteriën. Het zuurstofgehalte in de lucht bepaalt mee de mate van de opwarming van de Aarde. Het is dus zaak om ook in de strijd tegen de klimaatverandering vergaande maatregelen te treffen tegen de plasticvervuiling in de oceanen.  

Het aantal hittedagen onder de oceaanspiegels lag tussen 1987 en 2016 maar liefst 54 % hoger dan in de periode 1925 – 1954. Die toegenomen warmte resulteert in gigantische massa’s veel te warm water (“blobs”) waaraan onder meer vissen proberen te ontsnappen en andere oorden opzoeken.  

Wanneer de stijging 3° zou bereiken, dan zou volgens wetenschappers een derde van alle soorten op Aarde wegkwijnen.

Over de mogelijke reacties in de oceanen op de verzuring met koolstofdioxide en het al dan niet wijzigen van de Warme Golfstroom, die voor een groot deel zorgt voor het milde klimaat in Europa, bestaan nog onzekerheden bij wetenschappers.

Meer wolken kunnen zorgen voor meer afkoeling, maar ook voor meer neerslag en dus meer overstromingen.

Koraalriffen kunnen verdwijnen, woestijnen kunnen groeien. Zeestromen die warmte van de tropen naar de noordelijke breedten transporteren, kunnen van richting veranderen, zodat Noordwest-Europa kouder wordt, terwijl de rest van de wereld verder opwarmt.

De temperaturen boven land stijgen sneller dan boven oceanen zodat de luchtcirculatiepatronen en het gedrag van depressies zal worden beïnvloed. Na een hete zomer wordt de opgeslagen warmte door het zeewater maar langzaam afgestaan en dat heeft gevolgen voor het weer. In het najaar koelt de atmosfeer op noordelijke breedte snel af. In de hogere luchtlagen stroomt dan soms weer erg koude lucht zuidwaarts. Komt zo een koude laag boven een nog nauwelijks afgekoelde zee, dan ontstaat een onstabiele situatie. Boven het water vormen zich dan razendsnel zware onweersbuien. Grote neerslaghoeveelheden leiden tot modderstromen.

Mocht al het landijs wereldwijd smelten, dan zou dit leiden tot een wereldwijde zeespiegelstijging van naar schatting 60 meter.  

Het gemiddelde zeeniveau steeg ongeveer 15 cm gedurende de twintigste eeuw. Momenteel (2019) neemt de stijging met 3,6 mm per jaar toe. Dit is dus 2 keer zo snel. Die versnelling is vooral te wijten aan het afsmelten van de ijskappen.

Het staat wetenschappelijk vast dat de zeespiegel sowieso nog eeuwen zal blijven stijgen. In het beste geval kan de zeespiegelstijging worden beperkt tot 1 meter in 2300.  Wetenschappers verwachten een stijging van 30 tot 60 cm tegen 2100 in het geval de wereld overgaat tot een snelle reductie van de broeikasgasuitstoot. 

Meer dan de helft van de koolstofdioxide-uitstoot gebeurde in de voorbije 30 jaar (2020), dus nadat de eerste alarmerende rapporten over de klimaatverandering werden gepubliceerd. Anno 2020 werd vastgesteld dat er nog meer steenkool wordt verbrand dan in 2000. Indien er nog lang wordt getalmd om daadwerkelijk elk jaar progressief enkele procenten minder broeikasgassen uit te stoten, dan zal de uitstoot noodgedwongen binnen pakweg 10 jaar elk jaar met 30 procent moeten krimpen.    

Met de voorspellingen over de stijging van de zeespiegel lijkt het contradictorisch, maar wereldwijd wordt de beschikbaarheid van zoet (drink)water problematisch; dit geldt zowel voor de landen die we nu kennen als ontwikkelingslanden, maar evenzeer voor Vlaanderen.

De laatste jaren treden er frequent relatief lange droogteperiodes op waarbij de overheden noodgedwongen maatregelen moet opleggen om zuinig met water om te springen.

Wat Europa betreft lijkt Noord-Europa natter te worden, terwijl het zuidelijk deel juist droger wordt. Een combinatie van klimaatverandering en slecht grondgebruik kan in sommige zuiderse landen tot woestijnvorming leiden. Het lijkt erop dat het Middellandse Zeegebied het de komende decennia zwaar te verduren krijgt.

Het stijgen van de zeespiegel is dan nog een van de traagste fenomenen van de klimaatverandering. Met andere fenomenen zal iedereen in alle werelddelen sneller en directer geconfronteerd worden. 

Weersextremen leiden tot een toename van de aantalsfluctuaties van soorten, waardoor de kans op uitsterven toeneemt.

Wereldwijd mag de mensheid zich verwachten aan toenemende schade als gevolg van weer-gerelateerde natuurrampen, zoals droogte, orkanen, overstromingen en hittegolven. De frequentie en omvang van extreem weer nemen toe: langere droogte in meer gebieden, meer en krachtiger tropische stormen en vaker hevige regenval.

Extreem droge periodes in bijvoorbeeld Frankrijk en Spanje zorgen ervoor dat warme en droge lucht die vanuit Noord-Afrika noordwaarts beweegt onderweg niet kan afkoelen. De warmte vanuit zuidelijke gebieden verplaatst zich dus noordwaarts. De droogteperiodes zullen in de toekomst toenemen, zodat er in de toekomst nog vaker extreme hittegolven zullen ontstaan.

Een storm kan plotselinge, elektrische ontlading voortbrengen wanneer er naast water en ijs opwaartse luchtstromingen zijn met voldoende snelheid om wrijving tussen die twee te veroorzaken. Hoe warmer de lucht is, hoe meer waterdamp deze vasthoudt. Dit vergroot de kans op een storm. Bij elke graad die de wereld opwarmt, neemt de bliksemfrequentie toe. Als de uitstoot van koolstofdioxide in het huidige tempo doorgaat, zou het in het jaar 2100 ongeveer 50 procent vaker onweren dan nu het geval is. De bliksem veroorzaakt vaak bosbranden; die kunnen dan ook vaker voorkomen.

De klimaatverandering manifesteert zich in gewijzigde neerslagpatronen wereldwijd.

Nu al zijn er gevolgen voor onze voeding: de voedselprijzen stijgen, terwijl de kwaliteit van het voedsel daalt. Vooral in de arme landen zal de hongersnood hierdoor alleen maar toenemen. 

Over de hele wereld sterven er soorten uit die de mens tot voedsel hebben gediend.  De VS is 90 procent van hun historische fruit- en groentevariëteiten kwijtgeraakt. Zo bestonden er 7000 appelrassen in de negentiende eeuw; nu nog een kleine 100. Ooit werden op de Filipijnen duizenden rijstvarianten verbouwd; nu nog zo’n 100. Van alle tarwesoorten die een eeuw geleden in China werden geplant is 90 procent verdwenen.

Volgens de FAO, de wereldvoedselorganisatie van de VN, is in een eeuw tijd ruim de helft van alle voedselvariëteiten verloren gegaan.

Mocht er door een plaag of door klimaatverandering iets gebeuren met één van die paar gewassen waarop de voedselvoorziening berust, dan zou de vraag naar een variëteit die we hebben laten uitsterven, wel heel groot kunnen worden.

Een van de aloude bedreigingen van de tarweplant is Zwarte Roest Puccinia graminis. De laatste variant van deze schimmel is een virulente en snel muterende stam, die Ug99 wordt genoemd. In 1999 werd deze in Uganda ontdekt en de plaag verspreidde zich naar Kenia, Ethiopië, Sudan, Jemen en Saudi-Arabië. In 2007 was de ziekte naar Iran overgesprongen. Ug99 zal spoedig de “graanschuren” van India en Pakistan infecteren, dan Rusland en China binnendringen en, mogelijks via luchttransport, ook Europa en de VS bereiken.

Circa 90 procent van de tarweplanten staat machteloos tegenover Ug99. In de VS zou zo’n 7 miljard Euro aan tarwe gevaar lopen.

Slechts ongeveer 55 % van de calorieën uit de wereldwijde gewasoogst komt uiteindelijk op het bord van mensen terecht; de rest wordt aan dieren gevoerd of verwerkt tot biobrandstof of andere industriële producten. Vlees, zuivel en eieren leveren maar een fractie van de energie die nodig was bij de productie van diervoeders. Als men efficiëntere vleesproductiemethoden gaat ontwikkelen en minder vlees gaat eten, houdt men wereldwijd veel meer voedsel over. Daarnaast kan ook het terugdringen van het gebruik van voedselgewassen voor brandstof een forse voedselwinst opleveren.

Wanneer hitte en droogte de graanoogsten wereldwijd doen mislukken, zal dit lijden tot niet te onderschatten prijsstijgingen. In de extreem droge en hete zomer van 2003 was de graanoogst in grote delen van Europa veel minder dan normaal.

In 2050 dreigt als gevolg van de klimaatverandering nog maar de helft van de huidige plantages geschikt te zijn voor koffieteelt. Door verschuivende klimaatzones krijgen nieuwe gebieden wellicht wel de juiste groeiomstandigheden, maar een deel van dat land is al bebost of op een andere manier ongeschikt.

Een warmer klimaat maakt de planten vatbaarder voor ziekten. Vooral in Centraal-Amerika worden koffieplanten al langer aangevallen door roest, een schimmel. Temperatuurstijging leidt ertoe dat de ziekte nu ook hogerop kan voorkomen, op plaatsen waar kwaliteitsbonen groeien. De schimmel dringt binnen door de natuurlijke openingen aan de onderkant van de bladeren. Het blad wordt geïnfecteerd en er ontstaat chlorose (vergeling). Er ontstaan blaasjes die sporen verspreiden en op die manier andere bladeren of planten kunnen infecteren. De beschadigde bladeren laten snel los, wat de fotosynthese schaadt en de oogst doet verminderen.

Simulaties tonen aan dat, als er te weinig actie wordt ondernomen om de uitstoot van broeikasgassen aan banden te leggen, de klimaatverandering de verwachte vooruitgang op het vlak van voedselvoorziening met ongeveer 1/3 kan doen afnemen tegen 2050. De beschikbare hoeveelheid voedsel per persoon zal afnemen. Dit kan zeer veel mensen – vooral bewoners van ontwikkelings- en groeilanden zoals bijvoorbeeld China en India maar ook inwoners van Europese landen zoals Griekenland en Italië -  het leven kosten. 

Een langdurige droogteperiode zorgt voor een uitdroging van de bodem, waardoor de verkoelende invloed van de verdamping wegvalt.

Warme lucht kan meer waterdamp bevatten. De opwarming heeft tot gevolg dat de atmosfeer meer vocht bevat. De lucht dicht bij het aardoppervlak kan bij een temperatuurstijging van 1 graad Celsius ongeveer 7 procent meer waterdamp bevatten. Dit leidt niet automatisch tot meer regen, maar wel tot een verandering van de plaats waar de regen valt. In sommige delen van de wereld stijgt vochtige lucht op; in andere delen slaat het meegevoerde vocht weer neer als regen of sneeuw.

Als gevolg van de klimaatopwarming worden natte streken natter en droge streken nog droger. Omdat een hogere temperatuur tot meer verdamping leidt, zullen zelfs gebieden waar de gemiddelde hoeveelheid neerslag gelijk blijft toch gevoeliger worden voor verdroging. Veel streken moeten het nu al doen met zeer weinig neerslag of zijn voor hun landbouw afhankelijk van regen.

Als het regent, is de kans groot dat het korte maar zeer hevige buien zijn. De kans op overstromingen neemt hierdoor toe, zelfs in gebieden die eigenlijk al aan het verdrogen zijn.

Meer dan een miljard mensen leeft in gebieden waar de watervoorziening voor een deel afhankelijk is van smeltwater, afkomstig van gletsjers en sneeuw. De opwarming heeft tot gevolg dat er meer neerslag valt in de vorm van regen in plaats van sneeuw. Deze vorm van wateropslag kan dus langzaam wegvallen.

De klimaatverandering zal de komende decennia op veel plaatsen leiden tot politieke instabiliteit. Nu al resulteren de stijgende temperaturen in een grotere stroom “klimaatvluchtelingen” (2015). De Wereldbank schatte anno 2010 dat 50 miljoen mensen de komende jaren op de vlucht zullen slaan voor de gevolgen van de klimaatverandering.

De wereldwijde economische gevolgen van de klimaatverandering zijn zeer moeilijk te ramen in cijfers, maar het is duidelijk dat deze cijfers nu al aanzienlijk zijn en in de toekomst alleen maar zullen toenemen, als er geen gepaste maatregelen worden genomen.

De economische groei en de armoedebestrijding vertragen. De voedselzekerheid komt in het gedrang. Er is een grotere behoefte aan water voor consumptie. Er is een kleiner debiet van de waterlopen.

Warmer en extremer weer als gevolg van klimaatverandering schaadt de volksgezondheid. De lucht- en waterkwaliteit worden aangetast, waardoor het moeilijker wordt voedsel te produceren. Ziekten zoals bijvoorbeeld de knokkelkoorts (dengue) zullen zich eenvoudiger kunnen verspreiden. Vooral in ontwikkelingslanden met matige zorgvoorzieningen kunnen de gevolgen zeer groot zijn. Er worden extra doden verwacht als gevolg van ondervoeding van kinderen, malaria, diarree en blootstelling aan hitte (met name ouderen zijn hier gevoelig voor).

In het zuiden zorgt de afgenomen watertoevoer voor een kleinere oogst.

De werking van elektriciteitscentrales raakt verstoord door het zwakkere debiet van de waterlopen die deze centrales gebruiken om de installaties te koelen of turbines te laten draaien. Dit zorgt voor problemen in de energieproductie.

Ook de productie van waterkrachtcentrales  zal dalen. 

De toegenomen schade door de extremere weersomstandigheden (droogte, hitte, overstromingen, tropische stormen) veroorzaakt een grote druk op de verzekeringssystemen.

Het erkennen van deze extreme weersomstandigheden door de overheden als natuurramp zal door de toegenomen frequentie onder sterke druk komen te staan.

De gevolgen van de klimaatverandering zullen een grote impact hebben op de bedrijven; dit zowel rechtstreeks (materiële schade) als onrechtstreeks (toevoerproblemen, schaarste).

Klimaatverandering wordt nog te vaak aangehaald als een “probleem van de toekomst”.  De gevolgen van de klimaatverandering laten zich vandaag al gelden.

We kennen nu al een toename van klimaatrampen zoals orkanen en tyfoons, hittegolven, droogteperiodes, bosbranden en overstromingen.

Afrika en Azië dreigen het hardst te worden getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering.

De afgelopen 20 jaar is de groei van landbouwopbrengsten (rijst, tarwe, maïs) afgeremd. Het instorten van voedselsystemen dreigt een groot gevaar te worden.

De meest koudeminnende diersoorten, die zich momenteel rond de Noord- of Zuidpool bevinden, kunnen nergens heen.  Voor zelfs de meest warmteminnende soorten wordt het rond de evenaar te warm. De soortensamenstelling is hierdoor wereldwijd aan het veranderen. 

Door de klimaatverandering komen er wereldwijd meer infectieziekten voor bij vee. Ziekteverwekkers in de veestapel zoals worminfecties en mastitis, een uierontsteking veroorzaakt door een bacterie bij melkvee, leiden tot een significante toename van de methaanuitstoot door het vee. Daardoor neemt de methaanemissie wereldwijd toe en daardoor dus ook nog eens het broeikaseffect.   

Niettegenstaande de gevolgen van de klimaatverandering zich reeds wereldwijd manifesteren en veel landen reeds met een “klimaatplan” voor de dag zijn gekomen, is het een triest feit dat de uitstoot van koolstofdioxide in 2018 wereldwijd nog met 2 procent toenam.

Anno 2020 kunnen we enkel vaststellen dat we duidelijk nog lang niet op de goede weg zitten. De grote beloften en zwaarwichtige verklaringen zullen plaats moeten maken voor daadwerkelijke acties die de aanzet moeten zijn tot een echt keerpunt.



Noordpool

Dat vooral het Noordpoolgebied het hardst te lijden heeft onder de klimaatopwarming, is bekend. Er wordt dan ook gevreesd dat het niet meer lang zal duren vooraleer de Noordpool tijdens de zomer volledig ijsvrij zal zijn. Omdat ijs zonlicht reflecteert, en water de stralingsenergie net goed opneemt, zal dit de opwarming van het Arctische gebied nog versnellen.

Veel van het dikke ijs op de Noordpool is reeds verdwenen. Er resten alleen nog dunnere schotsen die zich in één jaar vormen en weer smelten.

Voorspellers vrezen dat de laatste IJsbeer Ursus maritimus op de Noordpool tegen 2030 zal zijn gestorven. Wanneer het klimaat verder opwarmt, zal er op een bepaald moment een drempel worden bereikt, waarbij de voortplanting en de overlevingskansen van de IJsbeer plots dramatisch en erg snel zullen afnemen.

De voortplanting van de IJsbeer is afhankelijk van het ijs. Mannetjes volgen de geursporen van loopse vrouwtjes. Die bevallen in ijsholen. IJsberen vangen hun prooidieren, vooral zeehonden, op het ijs. In het water zijn de dieren te log om de zeehonden te vangen. Wanneer het ijs sneller smelt, zakken de IJsberen bij het zoeken naar voedsel of het achtervolgen van de prooi door het ijs, hetgeen veel van hun krachten vergt. Uiteindelijk sterven ze de hongerdood. 

Door de steeds kleiner worden oppervlakte zee-ijs moeten de IJsberen langer aan land blijven. Ze moeten daar vasten uit voedselgebrek want IJsberen hebben zee-ijs nodig om te jagen. De IJsberen moeten op prooidieren zoals robben kunnen jagen.  Vooral jonge dieren hebben minder vetreserves en overleven dit soort vastenperiodes niet. Als er minder IJsberen geboren worden of niet overleven, dan stort op een gegeven moment de populatie in.

Tijdens de zomer (en de weken er vlak vóór en na, in mei en oktober) wordt de Noordelijke IJszee ‘gevoed’ door de transpolaire drift, een zeestroming die vertrekt ten noorden van Rusland, Siberië en de Beringstraat, en die via de Noordpool loopt tot in de Straat van Fram, tussen Groenland en Spitsbergen. De stroming voert steeds minder zee-ijs naar de Noordelijke IJszee.

Het zee-ijs ontstaat tijdens de winter in ondiepe zeeën zoals de Barentszee, de Karazee en de Oost-Siberische Zee, om vervolgens door de strakke en ijskoude landwind vanuit het zuiden verder op zee te worden geblazen. De onderzoekers konden vaststellen dat van het zee-ijs dat tegenwoordig ’s winters wordt gevormd ten noorden van Rusland, er nog maar een vijfde deel de Noordpool bereikt. Het overgrote deel smelt dus vooraleer het de ‘kraamkamer’ van het zee-ijs heeft kunnen verlaten. Twee decennia geleden, rond de eeuwwisseling, bereikte nog meer dan de helft van het zee-ijs de Noordelijke IJszee (2019).

Normaal gezien vriest de Noordelijke IJszee vrijwel volledig dicht. Het ijs bereikt meestal zijn maximale omvang in maart, begint dan te smelten en bereikt zijn minimum in september. Het smeltseizoen duurde in 2016 reeds 3 weken langer dan in 1976. Minder ijs overleeft de zomer om de volgende winter weer aan te groeien.  

Het zee-ijs in de Noordelijke IJszee is nu al geen aaneengesloten witte deken meer, maar een verzameling van bewegende ijsschotsen die voortdurend op elkaar botsen, van vorm veranderen en breken door de kracht van de wind en oceaanstromen.

In een tijdspanne van ongeveer 100 jaar is de lucht van de Noordpool zo’n 3 graden Celsius opgewarmd, meer dan 2 keer zoveel als gemiddeld wereldwijd. Er is een zichzelf versterkend proces begonnen met verstrekkende gevolgen.

Het witte, zonlicht reflecterende ijs wordt ’s zomers vervangen door donker zeewater, dat meer licht absorbeert. IJs en sneeuw reflecteren namelijk zo’n 85 % van het zonlicht. Het donkere open water absorbeert daarentegen 93%. Hoe warmer het water, hoe meer ijs er smelt.  

Water en lucht worden zo nog warmer en de permanente dooi wordt versterkt.

De temperatuur van het wateroppervlak op de Noordpool stijgt. Hierdoor kan het zee-ijs minder makkelijk ontstaan; zeewater bevriest bij ongeveer min 2 graden Celsius.  

Van alle gebieden op Aarde warmt de Noordpool het eerst, het sterkst en het snelst op. Onderzoekers voorspellen dat men tegen 2040 in de zomer via open water naar de geografische noordpool zal kunnen varen. 

Het ijs van de Noordelijke IJszee houdt eigenlijk de hele planeet koel door zonlicht te weerkaatsen. Als dit wegvalt, dan beïnvloedt dit het klimaat op andere plaatsen.

Veel van het winterijs aan de Noordpool is dun en overleeft de zomer niet. Dit tast het hele polaire ecosysteem aan. Sommige experts vermoeden alvst dat dit – door de veranderende straalstroom – gevolgen heeft voor het weer op het hele noordelijke halfrond.  

Het vroeger smelten van het zee-ijs heeft ook gevolgen voor het ecosysteem ter hoogte van de zeestraat Fram. Daar zien de vorsers dat er veel minder mineralen, sedimentdeeltjes en mariene nutriënten vanuit Siberië arriveren.

In sommige koude streken blijft de temperatuur van de bodem het hele jaar door onder het vriespunt. Men noemt dit permafrost.

Als door opwarming van het noordpoolgebied de permafrost smelt en opdroogt, zou een aanzienlijke hoeveelheid koolstof kunnen vrijkomen.

De permafrostdooi kan ervoor zorgen dat wegen en gebouwen verzakken. De dooi doet ook kleine meertjes ontstaan, die op hun beurt verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van methaan, ook een zeer belangrijk broeikasgas. Dit zorgt voor een zelfversterkend effect, waardoor de dooi almaar sneller gaat.

De oeroude permafrost zit vol koolstofverbindingen; veel meer dan wetenschappers vroeger dachten. Alle permafrost ter wereld bevat in totaal zo’n 1600 gigaton koolstof, tweemaal zo veel als er nu in de atmosfeer zit. Bij het ontdooien van de permafrost komen die koolstofverbindingen vrij, wat de klimaatopwarming versterkt. Aan de Noordpool zijn recent (2016) grote kraters gevonden van ruim 60 meter diep, die mogelijk zijn ontstaan bij methaanexplosies in de ontdooiende permafrost. 

De permafrost in het noordpoolgebied ontdooit niet geleidelijk, zoals men aanvankelijk voorspelde, maar sneller dan verwacht. De sporen van prehistorisch leven komen vrij en de koolstofverbindingen die lang in de bevroren aarde waren opgesloten komen snel vrij.

Boven op de permafrost, de bodemlaag die het hele jaar bevroren blijft, ligt een 4 meter dikke laag van aarde en plantenresten, de zogeheten actieve laag. Deze bevriest normaal gesproken elke winter, om elke zomer weer te ontdooien. Daardoor beschermt de actieve laag de permafrost tegen de stijgende temperaturen. In 2018 stelde men vast dat de aarde op verschillende plaatsen niet bevroren meer was gedurende de poolwinter.

Als de actieve laag in de winter niet meer bevriest, kunnen bacteriën zich, door de toegenomen warmte, het hele jaar voeden met organisch materiaal – en dus methaan en koolstofdioxide uitstoten – en niet meer alleen gedurende een paar zomermaanden. De winterse warmte verspreidt zich dan ook weer dieper de permafrostlaag in, zodat het dooiproces sneller verloopt.

De vrijkomende koolstofverbindingen (methaan en koolstofdioxide) dreigen de klimaatverandering te versnellen.

Deskundigen verwachten dat voor elke graad temperatuurstijging op Aarde de permafrost voor net zo veel emissie zal zorgen als wat er in 4 tot 6 jaar wordt uitgestoten door verbranding van kolen, olie en aardgas. Deze permafrost dreigt dus een even grote bron van broeikasgassen te worden als China, het land dat anno 2020 de hoogste uitstoot ter wereld heeft. 

Het noordpoolgebied warmt 2 keer zo snel op als de rest van de Aarde, nu er steeds minder bevroren zeewater is om het land koel te houden.  

Het ontdooien van de permafrost zorgt voor een vergroening van het land. De boomgrens rukt naar het noorden op. Op de toendra groeien nu struiken en grassen. Populaties IJsberen, Walrussen en Rendieren nemen af.

Door het plaatselijke ontdooien van de permafrost zijn er reeds kustlijnen geërodeerd, wegen en scholen in dorpen scheefgezakt, huizen ingestort en pijpleidingen gebarsten. Hele dorpen in de regio dreigen te moeten verhuizen.  

Het verdwijnen van zee-ijs kan schadelijk zijn voor organismen die zorgen voor fotosynthese en op die manier een rol spelen in de voedselketen in zee: eencellige algen die onder het ijs leven en in de lente, wanneer het licht terugkeert, tot leven komen.

Het sneller en eerder terugtrekkend winterijs kan zorgen voor een verstoring van het zoöplankton dat de algen eet en op zijn beurt weer wordt gegeten door vissen, vogels en walvissen. Toppredatoren zoals de IJsbeer zullen op termijn waarschijnlijk worden verdrongen door andere predatoren zoals orka’s.   

Aan de Noordpool wordt de niche van de Poolvos stilaan ingenomen door de Vos. Deze laatste breidt zijn leefgebied langzaam naar het noorden uit. Hij neemt zo de jachtgebieden, de burchten en de prooidieren van de Poolvos over en valt bovendien ook jonge Poolvossen aan. Het is een ecologische wetmatigheid dat als 2 soorten identiek dezelfde niche innemen, er 1 van de 2 soorten het onderspit zal moeten delven. In dit geval zal de Vos de Poolvos verdrijven.

De Noordelijke IJszee wordt door het verdwijnende ijs ook gevoeliger voor verzuring. Meer water betekent meer absorptie van koolstofdioxide uit de lucht. Naarmate het water zuurder wordt, neemt de hoeveelheid carbonaten af. Calciumcarbonaat is onder meer belangrijk voor dieren als zeeslakken en krabben om er hun schaal mee op te bouwen en te onderhouden.

Warmere lucht boven de oceaan komt aan land op de kusten van Rusland, Alaska en Canada en zorgen daar ook weer een versneld afsmelten van ijskappen (confer het afsmelten van de Groenlandse ijskap) en een enorme uitstoot van koolstofdioxide en methaan door het ontdooien van de toendra. 

Wetenschappers vermoeden dat een snel opwarmende Noordpool er nu reeds voor zorgt dat het klimaat van het continentale deel van de Verenigde Staten sterk wordt beïnvloed. In 2015 en 2016 kenden de winters daar een zogenaamde “polar vortex”. De polar vortex (“polaire wervelstorm”) is een opeenhoping van koude lucht boven de Noordpool. Die blijft daar normaal gesproken hangen, dankzij de polaire straalstroom. Dit is een snelle luchtstroom die op grote hoogte van west naar oost rond de Noordpool cirkelt. De straalstroom haalt de meeste energie uit het temperatuur- en drukverschil tussen de koude lucht in het noorden en de warmere lucht in het zuiden. Door het smelten van het zee-ijs warmt de Noordpool op, zodat het verschil kleiner wordt. Hierdoor nemen de westenwinden van de straalstroom af. Er blijven wel extreme uitlopers naar het noorden en het zuiden. Het bijhorende weer kan lang aanhouden, doordat de stroom zeer langzaam van plaats verandert. In de Verenigde Staten waren er reeds winters met extreme koude en sneeuw in het noordwesten en extreme droogte in Californië.

Als het zee-ijs afneemt, krijgt men meer neerslag door de extra warmte en waterdamp die vanuit het open water vrijkomt in de onderste laag van de atmosfeer.  Meer neerslag betekent dus meer sneeuw aan de Noordpool.

Meer sneeuw op gletsjers op het land is goed, want zo groeien gletsjers. Door steeds meer lagen sneeuw die zo dik zijn dat de onderste lagen in ijs veranderen.

Maar zee-ijs ontstaat als zeewater door koude lucht bevriest. Als daar sneeuw op valt, dan werkt de sneeuw eerder als een isolerend dekentje dat alleen maar de aangroei van het ijs vertraagt.      

We moeten er alles aan doen om de huidige klimaatverandering tegen te gaan, want er beginnen allerlei processen te lopen die de temperatuurstijging nog verder versterken.

Sinds enkele jaren stroomt het smeltwater van de ijskappen op de Noordpool. Sommige onderzoekers vrezen dat het zee-ijs dat er normaal in de zomer blijft liggen, nog deze eeuw verdwijnt.

Nu het Noordpoolgebied ontdooit als gevolg van de klimaatopwarming, is er een wedloop ontstaan om de bodemschatten van het gebied. Noorwegen en Rusland halen nu al olie uit zee in het poolgebied. Aan de Noordpool bouwt Rusland ook bedrijven voor de productie van vloeibaar gas, dat in tankers naar Europa en Oost-Azië wordt verscheept. Volgens Russische energie-experts ligt 90 % van de Russische gasvoorraden en 60 % van oliereserves in het poolgebied. Rusland koestert sterke ambities om het Noordpoolgebied te ontginnen als een vervanging van de Siberische gasvelden die hun beste tijd gehad hebben. 

De Noordpool is ook rijk aan delfstoffen als diamant, goud en ijzererts. Sommige worden lastiger bereikbaar als het ijs een korter deel van het jaar begaanbaar is.

Milieubeschermers vrezen de gevolgen van de exploitatie van de Noordpool voor de dieren in het gebied, die al sterk te lijden hebben van de klimaatopwarming.

Bovendien offert men grote natuurwaarden op ten voordele van de opbrengsten van fossiele brandstoffen, terwijl men er anderzijds niet omheen kan dat de olieprijzen wereldwijd kelderen (ten gunstige van de duurzame energieproductie). De productiekosten van Noordpool-olie zijn erg hoog. De winning ervan wordt pas aantrekkelijk bij een hoge olieprijs.   

De meeste van de huidige oliepijpleidingen in het noordpoolgebied liggen op de permafrost. Maar nu die ondergrond meer en meer ontdooit, kunnen de pijpleidingen en ook de wegen gaan verbuigen of zelfs breken.

De oliewinning is er afhankelijk van ijswegen die sterk genoeg zijn om de zware installaties en voertuigen te dragen. De periode dat de vrachtwagens kunnen rijden is sinds 1969 sterk geslonken, als gevolg van de kortere winters. 

De gebruikelijke methodes om de gelekte olie op te ruimen, zoals het plaatsen van schermen en de olie oplossen met chemicaliën, zijn in het poolgebied moeilijker toe te passen. Olie die in de winter lekt wordt door het ijs en de sneeuw niet verder verspreid, maar het ijs blijft wel vervuild. De olie blijft een bedreiging vormen voor het milieu. Bij het smelten van het ijs in de zomer erna komt de olie immers weer bovendrijven. Dit betekent een gevaar voor de dieren die door de smeltwaterplassen worden aangetrokken.

Volgens plaatselijke milieu-organisaties hebben Russische oliemaatschappijen al meer dan 550 miljoen liter olie laten lekken (2016).

Door het smelten van het zee-ijs wordt het misschien makkelijk om olie op zee te winnen in het Noordpoolgebied. Vooral de dorpen in Alaska zullen meer te maken krijgen met zware stormen, overstromingen en kustafslag.

Er wordt nog altijd nieuw ijs gevormd, maar het meerjarig zee-ijs verdwijnt. Daardoor komen dieren als walrussen met duizenden tegelijk aan land. Het gras in het Noordpoolgebied wordt steeds hoger en groener.

Men stelde bovendien in 2018 vast in het noodpoolgebied dat het ook in de winter dooide. De oorzaak was -al klinkt het vreemd – een dikke laag sneeuw. Normaal valt er in Siberië weinig neerslag, maar gedurende verschillende winters voorafgaand aan 2018 was er veel sneeuw gevallen. Het dikke pak sneeuw werkt als een deken, die de zomerhitte in de bodem vasthoudt. De dikte van de sneeuwlaag neemt geleidelijk aan toe. In april 2018 waren de temperaturen onder de sneeuwlaag reeds 6 graden gestegen.



Europa

Wetenschappers voorspellen dat de gemiddelde temperatuur in Europa met 2,5 tot 4,1 °C zou stijgen tegen 2080, vergeleken met de temperatuur anno 2008. In Europa is de gemiddelde temperatuur in de loop van de twintigste eeuw al met 0,8 °C gestegen.

Zuid- en Centraal-Europa krijgen meer en meer hittegolven, bosbranden en droogtes te verwerken.

Het Middellandse Zeegebied wordt droger. Hierdoor wordt het nog kwetsbaarder voor droogte en bosbranden.

Ondertussen stijgt de zeespiegel in de Middellandse Zee met 2,5 mm per jaar (cijfers 2021). Bij de overstroming in Venetië in 2019 steeg het waterpeil tot wel 1,89 m.  

De zeedieren van de Middellandse Zee zoeken koelere wateren op.

In Zuid-Europa kan een onverminderde klimaatverandering de oogsten van niet-geïrrigeerde gewassen zoals tarwe, maïs en suikerbieten met de helft doen teruglopen tegen 2050.

Door de klimaatverandering kunnen Spaanse wijnbouwers nog moeilijk het juiste oogstmoment bepalen. Wijnstokken zijn erg gevoelig voor temperatuurschommelingen. De oogst valt in Spanje nu al gemiddeld 10 dagen vroeger vergeleken met 40 jaar geleden. De temperatuur steeg in die periode al met gemiddeld 1 graad Celsius. Als de temperatuur blijft stijgen, wordt de kwaliteit van de wijn in negatieve zin aangetast. De druiven rijpen wel alcoholisch, maar fenologisch niet op het juiste moment, zodat de tannines in de wijn worden beïnvloed. Veel Spaanse wijnbouwers kopen daarom nu al gronden die hoger en dus koeler gelegen zijn.

Bij een opwarming van de aarde met 2 graden ten opzichte van de toestand in 2020 zou meer dan de helft van de huidige wijngebieden wereldwijd kunnen verdwijnen. Anderzijds zouden andere regio’s door de opwarming wel geschikt worden voor de wijnproductie.

Noord-Europa wordt aanzienlijk natter, waardoor er ’s winters meer overstromingen kunnen voorkomen.

De Alpen kennen, vanaf een hoogte van 2300 m, ook een permafrost. Net als aan de Noordpool leidt het ontdooien van de permafrost tot instabiliteit. Vallende rotsblokken blokkeren er wandelpaden en bergflanken worden onbeklimbaar. Puinhellingen zetten zich steeds meer in beweging en dat is gevaarlijk voor wandelaars. Ook grote skiliften, die voorheen waren verankerd in de bevroren bodem, beginnen te verschuiven. Op die manier kan de veiligheid van de toeristen ernstig in het gedrang komen.

Wetenschappers voorspellen dat 50 tot 90 procent van de gletsjers zal gesmolten zijn tegen het einde van deze eeuw. De gletsjers smelten immers sneller dan dat ze in de winter worden opgebouwd. Uit een onderzoek (2008) van Europese gletsjers is gebleken dat het afsmelten steeds sneller gaat. In populaire skigebieden die op een gletsjer liggen, probeert men de afname tegen te gaan door de ijskappen met fleecedekens toe te dekken.

Zwitserland heeft gemiddeld een opwarming van 2 graden Celsius opgetekend en dat heeft geleid tot een verlies van 500 gletsjers sinds 1850.

Tussen 2014 en 2019 is de totale gletsjermassa in Zwitserland met 10 % gedaald. Ruim 500 kleinere gletsjers zijn reeds helemaal verdwenen.  Er smelt meer volume weg dan dat er elke winter bijkomt door de sneeuwval. In de winter is het goed mogelijk dat er meer sneeuw valt dan normaal. Dit betekent (tijdelijk) een dik beschermend deken. Wanneer een gunstige (sneeuwrijke) winter wordt gevolgd door een of meerdere hittegolven in de zomer smelt er weer evenveel water weg uit de gletsjers, zodat er uiteindelijk weer een netto verlies optreedt.

Het extra water van de gletsjers heeft in de Alpen reeds gezorgd voor plotselinge overstromingen. 

Om de effecten van de klimaatverandering op de watersystemen op te vangen, zullen dammen anders aangelegd moeten worden en zullen de huidige irrigatiesystemen herbekeken moeten worden.

De schade aan infrastructuurwerken zoals spoorwegen zal in de toekomst zeer  hoog oplopen. 

De bergplant Edelweiss Leontopodium nivale is nu al ernstig bedreigd door de klimaatverandering.

Als gevolg van de klimaatverandering verplaatsen planten zich naar grotere hoogtes. Dit vormt een gevaar wanneer van elkaar afhankelijke soorten de verplaatsing niet gelijktijdig ondergaan. Planten zullen zich sneller verplaatsen dan de bestuivende insecten. Bepaalde planten kunnen zo hun bestuivers missen, en de bestuivers hun voedsel, of allebei.

Polylectische bijen zullen hun dieet nog kunnen aanpassen door om te schakelen naar andere drachtplanten, maar gespecialiseerde bestuivers riskeren niet tijdig deze omschakeling te kunnen maken.

De effecten van klimaatverandering nemen in de bergen nog extremere vormen aan dan in de lagere gebieden. Temperatuurstijgingen kunnen in de bergen over relatief korte afstanden voorkomen, waardoor de biodiversiteit meer onder druk komt te staan.

De verplaatsing van soorten naar hoger gelegen gebieden leidt tot een toename van de soortenrijkdom op de koelere hoogtes. Meer soorten betekent ook meer onderlinge concurrentie. Deze druk kan leiden tot het verdwijnen van soorten.

De groeiplaatsen van voor hommels geschikte planten kunnen sneller een verschuiving naar hoger gelegen gebieden maken dan de hommels zelf. Dit vormt een direct gevaar wanneer van elkaar afhankelijke soorten de verplaatsing niet gelijktijdig kunnen maken. Sommige soorten kunnen immers niet zonder elkaar; hommels kunnen niet zonder hun voedselplanten; de voedselplanten zijn voor de bestuiving afhankelijk van hommels.

Bepaalde hommels zullen hun dieet moeten aanpassen. Verschillende hommels zijn generalistische soorten. De hommel Bombus gerstaeckeri is daarentegen een gespecialiseerde bestuiver. Zijn leefgebied zal noodgedwongen als gevolg van de klimaatverandering inkrimpen.  

Door de toenemende wintertemperaturen veroveren soorten als de Fijnspar nieuwe hogere gelegen gebieden. Alpenweiden met de bijhorende flora dreigen hierdoor te verdwijnen.

Wanneer er minder ijs zal zijn door het smelten van de ijskappen, dan wordt er minder licht weerkaatst, hetgeen op zichzelf ook zorgt voor een bijkomende opwarming. Donker water absorbeert meer zonlicht dan wit ijs.

Op de bodem van de Noord-Atlantische Oceaan, ter hoogte van Noorwegen, liggen miljoenen ton bevroren methaan. Als die voorraad gaat smelten, wordt het methaan opnieuw gas. Dit zou kunnen gebeurd zijn in 2060. Het vrijgekomen methaan neemt een honderdvoud van het oorspronkelijke volume in, zodat het ontstaan op dat ogenblik van een tsunami in de Noordzee niet denkbeeldig is. 

Als gevolg van de klimaatverandering gaat de zeespiegel wereldwijd stijgen, en dit niet in de eerste plaats omdat de ijskappen of de gletsjers smelten, maar wel door thermische expansie: water zet namelijk uit naarmate de temperatuur stijgt. Naarmate het warmer wordt, zal de zeespiegel (ook de Noordzeespiegel) stijgen. Het IPPC voorspelt dat de zeespiegel nog deze eeuw met een halve meter zal stijgen.

In de afgelopen 100 jaar is de zeespiegel met 10 tot 20 cm gestegen (toestand 2007). Wereldwijd leven er meer dan 100 miljoen mensen op minder dan 1 m boven het gemiddelde zeeniveau.

Metingen in Oostende geven een gemiddelde stijging aan van 1,7 mm per jaar over de periode 1937 – 2005. Later opgestarte meetreeksen in Zeebrugge en Nieuwpoort laten gemiddelde stijgingen zien van 2,3 en 2,6 mm per jaar. 

Voor een land als Nederland, dat voor 60 % onder zeeniveau ligt, zal dit enorme infrastructuurwerken vergen. Nederland moet ook rekening houden met een bodemdaling van 3 cm per eeuw door geologische processen en van een daling met 10 tot 20 cm door de inklinking van veengronden.

Deze bodemdaling hangt samen met de ontwatering van het veen waardoor dit inklinkt en gedeeltelijk oxideert en als koolstofdioxide in de atmosfeer verdwijnt. In enkele gebieden vindt daarnaast nog een bodemdaling plaats als gevolg van gaswinningen. Het oxidatieproces wordt nog versneld als gevolg van de stijgende temperaturen en het langere zomerseizoen.  

Het gemiddelde zeeniveau aan de kust van Nederland dreigt uiteindelijk in het slechtste scenario nog verder te stijgen met 5 tot 8 m. Bij een stijging van 8 m zou 3700 extra vierkante km onder water komen te liggen.

Door de klimaatverandering treden er meer hittegolven op. Vooral in stedelijke gebieden zal de hitte in de nabije toekomst op veel plaatsen ondraaglijk worden. Het aantal dodelijke hittedagen kan de komende jaren dus sterk stijgen. De hittegolf tijdens de zomer van 2003 maakte 70.000 dodelijke slachtoffers in Europa; vooral ouderen en mensen met een zwakke gezondheid.

Vooral ouderen, personen met luchtwegaandoeningen en personen met hart- en vaatziekten zijn gevoelig voor extreme hitte. De vergrijzing zorgt ervoor dat het aantal mensen die gevoelig zijn voor hittestress toeneemt. Maar ook baby’s en jonge kinderen vormen een risicogroep omdat hun temperatuurregulatie nog in ontwikkeling is en ook uitdroging kan optreden. 

Vooral de stedelijke gebieden zullen grote problemen ervaren om zich aan te passen aan de klimaatverandering.

Het Europees Milieuagentschap becijferde de economische schade te wijten aan extreme klimaatevenementen voor de periode 1980-2013 op bijna 400 miljard Euro. 

Er worden steeds meer gezondheidsrisico’s gerelateerd aan de klimaatverandering: hittegolven leiden tot extra sterfte; er komen meer hooikoortsklachten; tropische ziektes rukken op en worden overgedragen door tropische muggen die hier kunnen gedijen; meer Eikenprocessierupsen zorgen voor overlast; riooloverstorten zorgen bij felle regen voor vervuilde wateren; blauwalgen vergiftigen zwemvijvers; UV-straling zorgt voor een toename van huidkanker; warmteminnende tekensoorten brengen ziektes over; we krijgen een toename van allergieën.     

De te verwachten gezondheidswinst door een algemene temperatuurstijging zal grotendeels teniet worden gedaan door de verhoogde sterfterisico’s bij extreem warm weer en als gevolg van de toename aan “nieuwe” ziektes overgebracht door tropische vectoren zoals muggen en teken. 

Ook de effecten van ziekteverwekkende micro-organismen door de toegenomen groei van en blootstelling aan microbiologische verontreinigingen (zoals onder meer E.Coli-bacteriën) in bijvoorbeeld kust- en recreatiewateren of die geïmporteerd worden vanuit minder ontwikkelde gebieden (zoals onder meer  de cholera-bacterie), mogen niet veronachtzaamd worden.  

Het nationaal park Gran Paradiso in Italië telde in 1993 nog 5000 Alpensteenbokken. In 2015 bedroeg het aantal nog een kleine 2800 stuks. Men vermoedt dat een van de oorzaken de klimaatverandering kan zijn. Vroeger stond het gras hoog in het midden van de zomer, de periode waarin de jongen worden geboren. In 2015 is er minder sneeuw en groeit het gras vroeger in het jaar. De jongen hebben dus minder te eten en minder voedzame melk om te drinken. Ze hebben dus minder kans om volwassen te worden en zich weer voort te planten. 



Noord-Amerika

De Verenigde Staten weigeren anno 2007 om de Kyoto-norm na te leven omdat de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te veel jobs zou kosten.

Nochtans kan men ook in de Verenigde Staten niet naast de gevolgen kijken van de klimaatverandering. In 2021 werd in Oregon een temperatuur gemeten van 46 graden Celsius. Zware onweders met blikseminslagen veroorzaakten vuurhaarden, die door een sterke wind in combinatie met warm en droog weer nog werden aangewakkerd met zware bosbranden als gevolg.

De klimaatverandering zorgt ervoor dat Canada bijna twee keer sneller opwarmt dan de rest van de wereld. De effecten zijn het meest merkbaar in het noorden van het land. De jaarlijkse gemiddelde temperatuur in Canada is met 1,7 graden toegenomen sinds 1948. Dat is bijna twee keer de gemiddelde stijging wereldwijd van 0,8 graden.

Een hittegolf zorgde in Canada in juni 2021 voor een piek aan overlijdens. Er werd in deze hittegolf een temperatuur gemeten van 49,5 °Celsius. 

Vanaf een stijging met 1,9 °C zou de ijskap op Groenland compleet afsmelten (2,6 miljoen km³ ijs).

Er werd nu al waargenomen dat gletsjers steeds sneller in zee schuiven. Het is mogelijk dat het smeltwater als smeermiddel werkt voor het afschuiven van het gletsjerijs in zee en er zo voor zorgt dat de ijskap versneld wordt opgebroken.  

Deze ijskap houdt zichzelf in stand door haar hoogte waardoor ze haar eigen koude klimaat creëert. Het is een overblijfsel uit de laatste IJstijd. Als deze ijskap verdwijnt, keert ze nooit meer terug. Als het klimaat nog een beetje opwarmt, duikt deze ijskap onder haar evenwicht en is ze gedoemd om te verdwijnen.

In de meest noordelijk gelegen gebieden bevinden zich enorme aantallen aaltjes (nematoden) in de bodem. Door de lage temperaturen zijn deze dieren weinig actief. Maar als de temperaturen verder oplopen door de klimaatverandering, worden de aaltjes actiever. Ze gaan dan de aanwezige bacteriën en schimmels opeten en maken op die manier voedingsstoffen vrij. De afbraak van het veen in deze noordelijke gebieden zal versneld optreden, met een grote uitstoot van CO² tot gevolg. Dat vergroot op zijn beurt het broeikaseffect, waardoor het klimaat op Aarde nog sneller opwarmt. 

De recente uitbreiding van struiken in de Arctische toendra zorgt voor een afname van mossen en korstmossen, het favoriete wintervoedsel voor Rendieren. Hierdoor komen deze dieren in de problemen. 

Rond 2050 lopen in Florida de stad Miami en de voorsteden méér financieel risico door overstromingen dan enig ander stedelijk gebied ter wereld. De lange, lage kust van Florida maakt deze staat extra kwetsbaar.

In de afgelopen eeuw is er bijna 3500 km aan kanalen aangelegd om de Everglades af te wateren op de Atlantische Oceaan. Anno 2015 leidde de stijgende zeespiegel er reeds toe dat zout water via de kanalen landinwaarts trok. Waterkeringen moeten normaal gezien het meeste zoute water tegenhouden. Door overtollig water naar de zee te stuwen voorkomen pompen dat kanalen overlopen, maar een zeespiegelstijging van 60 cm maakt 80 procent van deze keringen nutteloos.

In Miami bestuderen projectontwikkelaars reeds druk de bouw van drijvende steden met parken, scholen en ziekenhuizen.

Behalve met een zeespiegelstijging zal Florida bovendien te maken krijgen met grilliger weer. Hitte en droogte zullen de agrarische sector bedreigen. Deze sector voorziet de oostkust van de Verenigde Staten van wintergroenten. Belangrijke landbouwproducten zoals tomaten, suikerriet en citrusvruchtenlopen gevaar. De regenseizoenen zullen stormachtiger verlopen, met hogere stormvloeden. Drie kwart van de inwoners van Florida woont in een kustgebied; zij maken samen 80 % van de economie uit. Bijna de helft van de zandstranden is onderhevig aan erosie. In 2015 liepen reeds verschillende delen van Miami onder. Tegen het jaar 2100 zou volgens de meest extreme klimaatscenario’s de stijging van de zeespiegel 2 m bedragen. Dit zou Miami bijna volledig blank zetten. Met elke 30 cm aan zeespiegelstijging zou de kust 150 tot 600 m landinwaarts verschuiven. Bij 60 cm zeespiegelstijging zouden de rioolwaterzuivering (Virginia Key) en de kerncentrale (Turkey Point) in zee komen te liggen. Bij 1,20 m stijging komt de werking van de luchthaven in de problemen. Het zoetwaterpeil zal onder het zeeniveau komen te liggen, waardoor zout water in de drinkwaterreservoirs terechtkomt.

Het is zaak om de kwetsbare infrastructuur (nutsbedrijven, ziekenhuizen, luchthavens) te beschermen; zo niet zal de jaarlijkse kostenpost voor stormschade tientallen miljarden dollar bedragen.    

Er zal in Florida nieuwe technologie moeten worden ontwikkeld. Het kalksteen in de bodem werkt er als een spons. Het water dringt er gewoon doorheen. Ook de allerhoogste zeewaterkeringen zullen niets uithalen tegen water dat van onderen opwelt.

De pijnbomen langs de kustgebieden van Florida gaan nu al aan zout water ten gronde.  

De koraalriffen ter hoogte van Florida Keys hadden de kustgebieden tegen stormvloed kunnen beschermen, als ze gezond waren gebleven. Koraalriffen groeien normaal gezien met de zeespiegelstijging mee, zelfs tot boven de hoogwaterlijn. In de jaren 1970 stierf een groot deel van deze riffen echter af door een ziekte.

Tegenwoordig belemmert het warmere en zuurdere zeewater het herstel van de riffen. Een introductie van koralen die wel tegen dit soort omstandigheden kunnen zou kunnen helpen om de natuurlijke bescherming in stand te houden.

De nakende problematiek drijft in Florida de verzekeringskosten de hoogte in. Onbetaalbare en onbetaalde premies kunnen een ernstige huizencrisis veroorzaken, doordat de waarde van de onroerende goederen kunnen kelderen en de hele economie van de regio serieus in het slop kan raken.   

In 2012 richtten overstromingen, bosbranden en stormen in de hele Verenigde Staten meer dan 100 miljard dollar schade aan.

Het westen van de Verenigde Staten is aan het verdorren door een groeiend tekort aan neerslag. Gronden die vroeger beplant waren met tarwe, tomaten of meloenen blijven braak liggen als gevolg van watertekort. Deze toestand zorgt ervoor dat de voorheen al matige luchtkwaliteit nog verslechtert.

Jarenlange droogte leiden tot een hoge concentratie van natuurlijke zouten, zodat veel boeren genoodzaakt worden om over te schakelen van de teelt van bijvoorbeeld gerst naar meer tolerante soorten zoals schijfcactussen.

Het grondwatergebruik in Californië is zo intens dat het land er op verschillende plaatsen 10 meter is verzakt.

In het Amerikaanse westen valt het meeste water neer als sneeuw tijdens winterse stormen die vanaf de Grote Oceaan op het kustgebergte stuiten. Dat pak sneeuw in de bergen vormt de waterreserve van Californië. In de afgelopen eeuw werden er honderden dammen, kanalen en aquaducten gebouwd om in het voorjaar het smeltwater van de rivieren op te vangen en te verdelen. De Colorado bereikt thans nooit meer zijn monding, aan de Golf van Californië. De delta is nu een grote moddervlakte. Dit doet vissoorten (zoals Zalm-soorten) verdwijnen.

Het sneeuwvolume in de bergen is de laatste decennia afgenomen. Door de warmere winters wordt de voorraad sneeuw in de bergen kleiner dan begint het smelten al vroeger in het voorjaar. Dit zorgt ervoor dat het gebied met aanhoudende en steeds extremere droogte kampt.

Door droogte en stijgende temperaturen is het bosbrandseizoen in het westen van de Verenigde Staten nu 2 maanden langer dan enkele decennia geleden.

In het westen van de Verenigde Staten worden de naaldbossen geteisterd door schorskevers. Sinds 2004 werden reeds hele bossen gekapt om te voorkomen dat de kevers oostwaarts oprukken. De meeste bomen worden daarbij verbrand.

De larven van de schorskevers Dendroctonus ponderosae en Dendroctonus rufipennis vreten gangen door het hout van de dennen.  

Het optreden van deze kevers laat zien dat door de opwarming van de Aarde zelfs inheemse soorten kunnen ontsporen. Sinds de jaren 1990 is ruim een kwart miljoen vierkante kilometer dennenbos afgestorven.

Als een bos afsterft, wordt niet alleen het ecosysteem (voor Grizzlyberen zijn de noten van de dennen een belangrijke voedselbron), maar ook de economie in de streek verstoord. Omvallende bomen richten schade aan. Door geknapte elektriciteitsdraden ontstaan branden. Zonder boomwortels spoelt de bodem weg. Eeuwenlang hadden de dennen en de kevers wederzijds voordeel van elkaar. De kevers ruimden oude, zwakke bomen op en plantten zich voort, maar ze hielden het bos gezond.

Door het warmer, droger weer is deze balans verstoord, zodat ook gezonde bomen kwetsbaar zijn geworden. In de zomer boren de vrouwtjes zich in de bast en geven feromonen af die honderden andere kevers aantrekt. De vrouwtjes leggen eitjes onder de bast en laten blauwe schimmels achter als voedsel voor de larven. Door deze aantasting wordt de aanvoer van voedingsstoffen voor de bomen geblokkeerd.

De larven komen uit en graven zijgangen. Ze voeden zich met het floëem van de bomen en met de schimmels. De larven ontwikkelen een resistentie tegen de koude en gaan in rust en slapen tot de lente, waarna ze verpoppen. Ze voeden zich met schimmelsporen en verhuizen naar een andere boom. De afstervende bomenkleuren rood. Ze verliezen de meeste naalden en worden grijs.     

De hogere temperaturen en de droogte leiden bij de bomen tot stress, waardoor ze te weinig weerstand kunnen ontwikkelen tegen de aanvallen van de kevers. Het warmer weer leidt op zichzelf ook tot een toename van het aantal kevers en een uitbreiding van hun verspreidingsgebied. Als de omstandigheden gunstig zijn, vellen deze kevers de ene boom na de andere. Gezonde bomen kunnen als verdediging een giftige stof afscheiden tegen de kevers, maar als deze in te grote getale optreden, bezwijken de bomen onder de te hoge druk.

Omdat bossen steeds meer last krijgen van klimaatverandering, gedijen de kevers nu ook op plaatsen waar ze vroeger niet voorkwamen en belagen ze dennensoorten die ze vroeger ongemoeid lieten. De watervoorziening van bomen komt niet alleen in gevaar door een gebrek aan regen; warmere lucht onttrekt nog meer vocht aan de naalden en de bodem. Een gebrek aan regen en extreme hitte verzwakken de bomen gevoelig.

De kevers hadden vroeger slechts enkele weken in juli om van boom naar boom te vliegen. Nu duurt het vliegseizoen tot oktober. De kevers hebben dus extra tijd om zich voort te planten, zeker als de perioden van hevige kou in voor- en najaar (die de populaties beperkt hielden) zeldzaam worden.

Dennenbossen die zich situeren bij bergrivieren die de prairies en steden in het dal voeden zijn van cruciaal belang. Als die bossen verdwijnen, dan smelt de sneeuw sneller door een gebrek aan beschaduwing. De rivieren bereiken zo te vroeg hun hoogste stand, namelijk vóór het droge seizoen, wanneer de mens en de natuur het water het hardst nodig hebben.  

De Noord-Amerikaanse kariboes kampen zo al met habitatverlies. Warmer weer zorgt voor een vochtiger poollucht. Deze zorgt voor meer sneeuw en ijzel. Korstmossen – het belangrijkste wintervoer van de kariboes- worden hierdoor moeilijker bereikbaar voor de kariboes. In de zomer sterven de korstmossen af door bosbranden. 



Midden- en Zuid-Amerika

Door toenemende droogte dreigen grote delen van het Amazone-regenwoud te verdwijnen. Op die manier komt er nog meer koolstofdioxide in de atmosfeer.

Het Amazone-regenwoud herbergt de helft van de planten- en diersoorten op deze wereld. Het verlies aan zoveel biodiversiteit zal zware gevolgen hebben voor de mensheid.

De bossen van het Amazone-regenwoud slaan bovendien een kwart van alle koolstofdioxide op. Bescherming van het Amazonegebied in Brazilië kan voorkomen dat tot 2050 ongeveer 0,8 miljard ton koolstofdioxide vrijkomt. Dit blijkt uit een Rapport van het Wereld Natuur Fonds (2009).

De voorbije decennia heeft bijna een kwart van het regenwoud moeten wijken voor de landbouw, waardoor er miljoenen tonnen koolstofdioxide zijn vrijgekomen.

Ontbossing in de tropen draagt trouwens ook nauwelijks bij aan een oplossing voor het voedselprobleem. De ontboste gebieden worden vooral gebruikt voor veeteelt, het verbouwen van soja voor diervoeders en de productie van hardhout en palmolie.

In Europa doet men inspanningen om bossen te behouden en nieuwe bossen aan te planten terwijl er in Brazilië per jaar bijna 6000 vierkante kilometer bos wordt gekapt. 

Bossen in de tropen leggen volgens sommige studies tot 10 keer meer koolstof vast dan bossen in Europa.

Tropische bossen hebben door verdamping en wolkenvorming ook nog een extra koelend effect.

Wanneer door houtkap het bladerdak minder dicht wordt, ontwikkelen zich grassen. Deze grassen zijn erg brandbaar waardoor er tijdens droge periodes gemakkelijk brand ontstaat. Anderzijds verhogen intacte regenwouden de regionale neerslagbuien waardoor de wouden zelf in stand worden gehouden. Ontbossing leidt dus zowel tot meer bosbranden als tot minder neerslag. 

Veel branden in het Amazone-regenwoud blijken door mensen aangestoken. Het is eigenlijk een relatief nat gebied dat minder bestand is tegen branden dan bijvoorbeeld mediterrane gebieden, waar branden van nature meer voorkomen. De natuur heeft in het Amazone-regenwoud een minder groot herstelvermogen.  

Bij branden komt er meer opgeslagen koolstof vrij en kan het bos minder koolstofdioxide opnemen, omdat er minder vegetatie zal groeien. Als de bomen verdwijnen houden ze ook geen water meer vast, zodat dit sneller wegstroomt. Droge periodes worden hierdoor nog intenser en toekomstige branden heviger.

De inkrimpende sneeuwbedekking in de Andes heeft reeds geleid tot droogte in Chili.

Het unieke ecosysteem van de nevelwouden, de hooggelegen regenwouden in Midden- en Zuid-Amerika, wordt ernstig bedreigd door de klimaatopwarming. Nevelwouden zijn regenwouden die zich op een hoogte bevinden tussen de 1.500 en 3.000 meter, meestal tegen steile berghellingen. De warme lucht uit lager gelegen gebieden condenseert daar, waardoor het er constant lijkt te regenen. Door die hoge maar stabiele luchtvochtigheid herbergen nevelwouden een unieke flora en fauna. Bovendien vormen ze in bepaalde seizoenen een schuiloord voor trekvogels en –vlinders. Zo brengen miljoenen Monarchvlinders bijvoorbeeld de winter door in de nevelwouden van Centraal-Mexico.

Deze nevelwouden dreigen tegen de helft van deze eeuw grotendeels ‘op te drogen’.  De stijgende temperaturen op het land zorgen er immers voor dat de lucht pas op grotere hoogte gaat condenseren – ver boven de huidige nevelwouden.

Het Hoogland van Brazilië, een belangrijk deel van het Zuid-Amerikaanse moessongebied, maakte in 2014 de ergste droogte sinds 1979 door.  

In de Braziliaanse Amazone worden enorm grote gebieden ontbost. Nadat de bomen werden gekapt, worden de resten (organisch materiaal) gewoon in brand gestoken.

Hetzelfde geldt voor de Pantanal, het grootste moerasgebied ter wereld, dat delen bestrijkt van Brazilie, Bolivia en Paraguay.  Door de droogte in 2020 stonden veel moerassen en rivieren droog. Bijkomende werden de gebieden toegankelijk voor mensen en werden ook hier grote delen in brand gestoken om land vrij te maken voor landbouw of weilanden. De massale kaalkap zal ervoor zorgen dat deze gebieden de komende decennia nog meer zullen kreunen onder de droogte en vooral de hitte.

Wanneer koud zeewater opwarmt, bijvoorbeeld het zeewater rond de Galapagos-eilanden, dan wordt het voedselarm en ontstaat er bovendien meer regenval op de eilanden. Dit kan op dieren zoals zeeleeuwen desastreuze gevolgen hebben. Het voedsel voor de pups van deze dieren verdwijnt. Door de toevloed van warm water sterven de vissoorten die aangepast zijn aan koud water. Ook endemische vogels zoals bijvoorbeeld de Blauwvoetgent komen in de problemen. Ze kunnen geen voedsel meer vinden en verlaten massaal het nestgebied op zoek naar eten. Overstromingen en toegenomen regenbuien zorgen voor meer insecten en ook slangen die de nesten van de vogels bedreigen.   

Data uit Mexico tonen aan dat bij hogere temperaturen het aantal gevallen van dengue (knokkelkoorts) toeneemt. In tegenstelling tot de meeste nachtdieren die malaria verspreiden, slaat de mug met het dodelijke denguevirus vooral overdag toe. De mug plant zich snel voort in stedelijke gebieden.



Afrika

Terwijl 80 % van de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide van de geïndustrialiseerde landen komt, zijn het de armste mensen die het hardst getroffen worden.

Afrika zal het zwaarst te lijden hebben onder de opwarming van de Aarde.

De Sahel in Afrika droogt al 25 jaar uit.

Het Tsjaadmeer is vrijwel volledig uitgedroogd.

In Afrikaanse waddengebieden leven zeegrassen in symbiose met schelpdieren, onder meer van de Lucinidae-groep. Deze schelpdieren leven in de zeebodem tussen de zeegraswortels. De schelpdieren hebben bacteriën in hun kieuwen die het voor de zeegrassen giftige sulfide uit de zeebodem opeten. De schelpdieren en de bacteriën profiteren op hun beurt doordat ze zuurstof krijgen via de wortels van het zeegras.

Tijdens hittegolven en droogteperiodes vallen de zeegrasvelden gedurende verschillende uren droog. Hierdoor stopt het zeegras met het leveren van de zuurstof. Hierdoor valt de samenwerking met de schelpdieren stil. Door het ophopende giftige sulfide worden de zeegrassen vergiftigd en sterven ze af. 

Meer dan de helft van de chocolade is afkomstig van cacao-plantages in Ivoorkust en Ghana (West-Afrika). Een temperatuurstijging van meer dan 2 °C in 2050 zal ervoor zorgen dat de gebieden voor de cacaoproductie te heet worden voor de cacao-bomen. Deze bomen zullen het moeilijk krijgen om tijdens het groeiseizoen voldoende water op te nemen, wat de groei van de cacao-vruchten (met de nodige cacao-bonen) kan belemmeren. 

In 2020 kreunde Oost-Afrika onder het gewicht van miljarden sprinkhanen. De Woestijnsprinkhanen Schistocerca gregaria verspreidden zich vanuit Ethiopië over Somalië naar Kenia. Met tonnen insecticiden hoopte men de insecten te verdelgen. De zwermen hadden zich gevormd nadat cyclonen enorme hoeveelheden water dumpten in de woestijn van Oman. De afgelopen 10 jaar steeg het aantal cyclonen als gevolg van de klimaatverandering. 

In Afrika is een belangrijke voedingsbron het landbouwgewas cassave. Door de klimaatopwarming komen op steeds meer plaatsen in Afrika kleine witte vliegjes voor die 2 virussen overbrengen op de planten. Het ene virus vreet de bladeren aan. Het tweede virus is het beruchte Cassave Brown Streak Virus (CBSV) dat de eetbare, zetmeelrijke wortel laat verrotten. Deze rotting openbaart zich meestal pas tijdens de oogst van de cassave-gewassen.

Ook hier kan de omschakeling van de traditionele landbouw van een monocultuurgewas (cassave) - trouwens gebaseerd op een mix van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen - naar een biologische landbouw de oplossing bieden.

Wanneer er bijvoorbeeld gekozen wordt voor de biologische teelt van bananen, avocado’s en passievruchten gevolgd door wortels, spinazie en andere bladgroenten, bestemd voor de lokale markt biedt dit tal van voordelen. Als de oogst van één soort mislukt, kunnen de andere soorten nog worden verkocht. Het gebruik van compost in plaats van kunstmest kan de bodem verbeteren, zodat de oogsten zullen verbeteren. Het weren van chemische bestrijdingsmiddelen zorgt er bovendien ook voor dat er geen gif meer van de akkers in de rivieren sijpelt waardoor het water onbruikbaar wordt. Een terrascultuur kan de boeren behoeden tegen de dreiging van erosie van hun vruchtbare gronden bij hevige regen.

De biologische boeren besparen op die manier veel geld op kunstmest en bestrijdingsmiddelen en dit terwijl de opbrengsten van hun teelten meer opleveren. 



Azië

Ook de permafrost in Siberië smelt af. Daarin zitten enorme hoeveelheden methaan, een 25 keer krachtiger broeikasgas dan koolstofdioxide. De gemiddelde jaartemperatuur in Siberië is de laatste 40 jaar met 3 graden gestegen.

De Russische taiga, het leefgebied van de ernstig bedreigde Siberische Tijger Panthera tigris altaica heeft te lijden onder branden en extreme droogte.

Er steekt zo’n 3000 miljard ton koolstof in de bodem van de Aarde. Een deel is humus, die stabiel is en moeilijk afbreekt. Een ander deel is wel gemakkelijk afbreekbaar hoewel het nu tegen afbraak wordt beschermd door ijs in de permafrost of water in de veenbodems. Als de permafrost smelt of de veengebieden opdrogen, komt die onstabiele fractie vrij in de vorm van koolstofdioxide of methaan. Door de opwarming zelf komen er dus meer broeikasgassen vrij. 

Wanneer de sneeuwlaag in Siberië vermindert, dan zullen er meer planten groeien. Deze planten zetten licht om in warmte, zodat de afsmelting nog sneller zal gebeuren. De boomgrens zal noordelijker gaan verschuiven.

In ontwikkelingslanden met grote rivierdelta’s, zoals Bangladesh, zullen er meer overstromingen zijn, terwijl deze landen nu al over weinig middelen beschikken om zich tegen dergelijke rampen te verdedigen.  

Bangladesh wordt nu al zwaar getroffen door wervelstormen en overstromingen.

Als gevolg van de klimaatverandering lopen laaggelegen oceaaneilanden onder.

Nog deze eeuw (misschien tegen 2050) zou het uitblijven van moessonregens in India mensen met de hongerdood bedreigen.

Naar schatting ongeveer een derde van de gletsjers in de Himalaya kan tegen het einde van de 21e eeuw verdwijnen als gevolg van de klimaatverandering. Koude, door gletsjers bedekte bergtoppen kunnen hierbij omgevormd worden tot kale rotsen. De gletsjers leveren normaal gezien water aan enkele van de grootste riviersystemen ter wereld, zoals de Ganges, de Indus en de Mekong. Het smelten kan leiden tot overstromingen wat het leven van de bewoners in die streek in gevaar kan brengen.

Om aan de grote elektriciteitsbehoefte te voldoen (vooral bestemd voor de grote steden in Vietnam en Thailand), worden overal in de Mekong stuwdammen aangelegd. De Mekong vloeit doorheen China, Myanmar, Thailand, Laos, Cambodja en Vietnam. 

Bij stortregens lozen de stuwdammen in het zuiden van China grote hoeveelheden water, met overstromingen tot gevolg in het noorden van Thailand. Vroeger steeg en daalde het water geleidelijk, met de seizoenen mee; door de dammen stijgt het water razendsnel.

De snelle schommelingen in het waterpeil verstoren ook de trek en de voortplanting van vissen in de Mekong. De visvoorraden zijn op veel plaatsen al onvoldoende om nog in de plaatselijke behoefte te voorzien. Miljoenen mensen zijn in die streek aangewezen op vis uit de Mekong. Veel vissers schakelden reeds over naar de teelt van maïs, bonen en tabak, maar de overstromingen van het land maken nu ook dit landbouwbestaan onzeker. 

Door de combinatie van zoet en zout water in de Mekong-delta en de eeuwenlange pogingen van de mens om dat water te beheersen, is er een complex cultuurlandschap met waardevolle draslanden ontstaan. Door de bouw van de stuwdammen verandert het evenwicht tussen rivier en zee nu al in de delta. Door recente perioden van droogte stroomt de rivier minder krachtig en kan het zoute zeewater verder het land binnendringen. Dit stelt de boeren voor grote problemen.

Bij de aanleg van de stuwdammen worden grote stuwmeren aangelegd. Deze stuwmeren veranderen de stroming van de rivier drastisch en bovendien blijft een groot deel van het voedselrijke slib, dat de grond in de delta zo vruchtbaar maakt, stroomopwaarts achter. Het slib is een belangrijke voedselbron voor de vissen.   

Ironisch genoeg wil men extra stroom opwekken met zo weinig mogelijk fossiele brandstoffen, willen de gevolgen van het broeikaseffect nog enigszins binnen de perken blijven. Daarom is het waterkrachtpotentieel van de Mekong zo aantrekkelijk en kiest men voor de bouw van de stuwdammen. Zonne-energie en andere schone technologieën zoals warmtekrachtkoppeling zouden evenveel energie kunnen opleveren, tegen lagere kosten en met minder schadelijke gevolgen voor het milieu.

Ook ironisch is dat het snelle afsmelten van de gletsjers op termijn zelfs zal leiden tot een watertekort in India en Nepal.De huidige (2020) luchtverontreiniging van de dichtbevolkte Indus-Gangesvlakte in India leidt tot de afzetting van zwarte koolstof en stof op de gletsjers, hetgeen het afsmelten nog versnelt.  

Ondanks de gevolgen van de klimaatverandering die zich nu al wereldwijd manifesteren, moeten we vaststellen dat er in China nog centrales worden gebouwd die tonnen koolstofdioxide zullen blijven uitstoten. 

De tyfoon Haiyan doodde in 2013 meer dan 6000 mensen in de Filippijnen.

De dichtbevolkte kustgebieden van Zuid- en Zuidoost-Azië kunnen als gevolg van de klimaatverandering overstromen. Het stijgende zeewater dreigt grote riviermondingen binnen te dringen. Daarbij worden de delta’s met zout vergiftigd en worden grote delen van de vruchtbare landbouwgrond onbruikbaar. De boeren merken er vrijwel niets van dat hun velden langzaam verzilten. Tegen de tijd wat het water zo zout is dat je het kunt proeven, gaan de planten dood.

De Mekong-delta in Vietnam, waar 17 miljoen mensen wonen en de helft van de Vietnamese rijst wordt verbouwd, kampte anno 2015 al met insijpelend zeewater.

In Bhutan verplaatsen de bossen zich als gevolg van de klimaatverandering hogerop in de bergen. Bengaalse Tijgers volgen die ontwikkeling, waardoor ze diep in de noordelijke reservaten langs de grote rivierdalen doordringen. Daar kunnen ze de al sterk bedreigde Sneeuwluipaard verdringen.

Jakarta, de hoofdstad van Indonesië, is als gevolg van de klimaatverandering aan het wegzinken. De laagst gelegen gebieden overstromen de laatste decennia  elk jaar. Men schatte in 2015 dat ongeveer reeds 40 procent van de stad onder zeeniveau lag.  

Een 40 jaar oude zeewal in de hoofdstad zakt in snel tempo weg en biedt daardoor nog weinig bescherming bij springtij.

In het regenseizoen (november tot april) doet het water uit de bergen de rivieren overstromen. Plasticafval en ander huishoudelijk afval belemmert hierbij ook nog op veel plaatsen een vlotte waterdoorvoer. Door klimaatverandering neemt de neerslag de laatste tijd toe.

In 2007 sloeg in Jakarta bij hoogtij het water over de zeewering. Het water stond toen anderhalve tot zeven meter hoog in de straten. 340.000 mensen moesten hun huizen verlaten. Er vielen 70 doden en 200.000 mensen werden ziek door de slechte hygiëne.

In Jakarta wordt er te veel water aan de ondergrond onttrokken. Het opgepompt grondwater wordt grotendeels in de huishoudens gebruikt. De ondergrond is gevormd door sedimentatie. Het gewicht van gebouwen, zware voertuigen en ook nog eens aardverschuivingen versnellen dit proces.

Daardoor klinkt de bodem meer en meer in en zakt de stad stilaan tot onder de zeespiegel en dit aan een tempo van gemiddeld 7,5 cm per jaar.

De stad klinkt dus in, terwijl de zeespiegel langzaam stijgt (7 mm per jaar). Daarom zal er een volledig nieuwe zeewering worden aangelegd met een lengte van bijna 40 km op een afstand van zo’n 10 km buiten de bestaande kustlijn. De bedijking langs de bestaande kustlijn zal worden versterkt tegen overstromingen vanuit zee, de waterafvoercapaciteit van de stad zal worden verhoogd en de afvalwaterzuivering en watervoorziening zal worden verbeterd.

Het water uit de bergen zal moeten worden afgeleid en verzameld in een bekken vanwaar het via de bouw van dammen kan worden gezuiverd en uiteindelijk op zwaartekracht in zee kan uitstromen. Zonder deze maatregelen dreigt het rivierwater anders niet uit te monden in zee, maar in de stad Jakarta zelf.

Aan de baai van Jakarta hebben de mangroven plaats moeten maken voor visverwerkingsbedrijven. Deze lozen hun afvalwater rechtstreeks in de baai. Hierdoor zit er vrijwel geen leven meer in het water. Vissers vangen er nog amper vis.



Oceanië

El Niño is een warme stroming in de Stille Zuidzee die met steeds kortere tussenpozen opduikt met een piek rond Kerstmis, zeer waarschijnlijk door het broeikaseffect. Daardoor wordt het zeewater 4 tot 5 graden warmer dan normaal, waardoor over de hele planeet wind en regenval beïnvloed wordt. Australië kent meer en meer hittegolven met bosbranden tot gevolg. Afrika kent zware regenval. West-Amerika kampt met meer en meer zware stormen. De Marshall-eilanden en de Malediven in de Stille Zuidzee dreigen onder de zeespiegel te verdwijnen.

De opwarming van het water in de Indische Oceaan is verantwoordelijk voor de langdurige droogte en daarmee de extreme bosbranden in Australië (2020).

De eilanden van Kiribati, een groep van 33 atollen, verspreid over een deel van de Grote Oceaan kunnen als gevolg van de zeespiegelstijging binnen een generatie onbewoonbaar worden. Deze atollen steken op de meeste plekken amper een meter boven de zeespiegel uit.

Sinds enkele jaren (2015) erodeert de kustlijn door de branding. Verzilting bedreigt de bronnen, gewassen en andere vegetatie. Bepaalde atollen zijn bewoonbaar dankzij een door de regen gevoede zoetwaterbel die drijft op een zoute grondlaag. Als het zeewaterpeil stijgt – en dit gebeurt nu al aan een tempo van enkele mm per jaar -  stijgt ook zeewaterpeil ondergronds. Hierdoor zal de belangrijke zoetwaterbel krimpen. Binnen afzienbare tijd zal de zee het land verzwelgen. Een belangrijk lokaal voedselgewas, het knolgewas Cyrtosperma merkusii (taro), groeit er op drassige akkers. Het gewas is zeer gevoelig voor zeewater en kan op veel plekken al niet meer worden verbouwd. De lokale overheid en ontwikkelingsorganisaties helpen de bevolking nu al om over te schakelen op andere gewassen. Op Kiribati vallen de lagunes nu nog bij eb droog, waardoor uitgestrekte zandvlaktes zichtbaar worden. De komende decennia wordt er meer neerslag verwacht. De buien worden extremer, wat tot overstromingen zal leiden. Geïmproviseerde waterkeringen werden in 2015 weggespoeld, waarna het zeewater landinwaarts drong; het water in de bronnen werd hierdoor ondrinkbaar. Mangroven kunnen het oprukkende zeewater niet volledig tegenhouden, maar de stammen en wortels gaan wel erosie tegen en breken de golven. Men is daarom op verschillende plaatsen overgegaan tot de aanplant van jonge bomen.

Ook de visstand op Kiribati wijzigt snel; veel vissoorten zoeken nu al koelere wateren op in een opwarmende oceaan. Met de vissen verdwijnen ook de fregatvogels. Deze vogels volgen de scholen vis waarmee ze zich voeden. 

De toestand van de koraalriffen verslechtert ook zienderogen. Experts voorspellen dat het zeewater de komende jaren verder zal opwarmen en verzuren, met als gevolg dat de groei van het koraal zal vertragen om uiteindelijk tot stilstand te komen. Koralen die gestrest zijn stoten de symbiotische algen af die kleur geven en de voedingsstoffen aanmaken. Daardoor verbleken de koralen zienderogen.

Als de koraalriffen verdwijnen, dan dreigen ook de eilanden zelf te verdwijnen. Als de koralen en de andere mariene organismen geen sediment meer afzetten, dan zullen de atollen onherroepelijk worden verzwolgen.

Een zelfde problematiek stelt zich ook bij andere eilanden, zoals onder meer de Marshalleilanden.

De bewoners van deze eilanden lopen het gevaar ooit te moeten kiezen voor migratie. De ondergelopen eilanden zullen hen dwingen tot het stauut van “klimaatvluchtelingen”.        



Antarctica

Op Antarctica stelt men zowel een toename als een afname van de massa aan zee-ijs vast. 

In 2002 brak op Antarctica een deel van een ijsplateau af met een grootte van 3000 km². Dit op zichzelf zorgt voor geen zeeniveaustijging. Het versnelt echter wel het afsmelten van ijskappen op het vasteland.

Bij de twee grootste gletsjers op Antarctica is de ijsafvoer naar de oceaan de laatste decennia gestegen tot meer dan 250 kubieke kilometer per jaar.

De snelheid waarmee de ijskap van Antarctica smelt, is de laatste jaren zeer sterk toegenomen. In 2018 werd vastgesteld dat het afgelopen decennium het verlies aan ijsmassa verdrievoudigd was. Daarmee versnelt ook de stijging van de zeespiegel. Wereldwijd steeg de zeespiegel de afgelopen 25 jaar hierdoor met 7,6 mm. In de ijskap ligt nog voor tientallen meters zeespiegelstijging opgeslagen.

In 2018 werd vastgesteld dat het ijs vooral verloren gaat in het westelijke deel van het continent, waar gletsjers zich terugtrekken en drijvende ijsplaten dunner worden. Gletsjers in dit deel van Antarctica zijn kwetsbaar omdat ze onder zeeniveau op een rotsbodem liggen die landinwaarts lager wordt. Ze zijn landinwaarts dikker en verliezen daarom bij terugtrekking extra veel ijs.

Ook in het noordelijk gelegen Antarctisch Schiereiland zijn de ijsplaten van bovenaf gesmolten, afgebroken en uiteengevallen.

Door onderzoek is bekend dat warm oceaanwater ijsplaten in West-Antarctica van onderaf doet smelten. Drijvend ijs dat smelt draagt niet direct bij aan een stijging van de zeespiegel, maar als drijvende ijsplaten dunner worden kan landijs zich gemakkelijker richting zee bewegen en daar wel bijdragen aan een stijging van de zeespiegel.

Als de snelheid van afsmelten constant blijft kunnen wetenschappers bepaalde voorspellingen doen over een zeespiegelstijging per eeuw, maar als deze snelheid elke tien jaar verdrievoudigd, dan komt men na enkele decennia al tot aanzienlijke waarden. 

Toch hebben wetenschappers vastgesteld dat de totale omvang van het zee-ijs rond Antarctica in de Zuidelijke Oceaan tussen 1978 en 2010 toegenomen is met ongeveer 17.000 vierkante km per jaar. In de Noordelijke IJszee absorbeert het water dat donkerder is geworden door de dunnere ijslaag zonlicht en water, wat leidt tot meer ijsverlies. De grote landmassa’s van Noord-Amerika, Groenland en Eurazië vangen het grootste deel van het zee-ijs op dat normaal gezien smelt en weer bevriest maar Antarctica is omringd door open water, waardoor het zee-ijs zich in de winter meer kan uitbreiden.

Het afsmelten van de ijskappen verloopt dus volledig anders en aan een sneller tempo aan de Noordpool dan aan de Zuidpool.

Vooral in het westelijke en het noordelijke deel is er een duidelijk afsmelten; in de rest van Antarctica stelt men dan weer een toename van de ijsmassa vast.

De laatste 25 jaar verloor het continent in elk geval enorme hoeveelheden ijs. Onder de nog resterende ijsmassa ontstaan reusachtige holten. Op die manier komt er meer warmte en ook water terecht onder de gletsjers zodat deze sneller smelten. Het afsmelten van de gletsjers zorgt voor een stijging van het globale zeeniveau.

IJsplaten kunnen smelten aan het oppervlak als gevolg van atmosferische omstandigheden. Het warme zeewater kan ze aan de onderkant ondermijnen. Onder het ijsoppervlak ontstaan er meren met smeltwater. Valwinden blazen poedersneeuw op de ijsplaten weg waardoor het ijs "donkerder" wordt en meer zonne-energie absorbeert, waardoor de temperatuur plaatselijk kan oplopen. Zo ver dat het ijs uiteindelijk gaat smelten.

Vaak houden de gletsjers aangrenzende ijsmassa’s meer landinwaarts tegen.  Als die ondersteuning wegvalt, zorgt dit voor een verder afglijden van ijsmassa’s en dus voor een nog grotere zeespiegelstijging. 

Smeltend ijs zorgt er niet alleen voor dat er overstromingen kunnen ontstaan. Minder ijs wil ook zeggen dat er minder weerkaatsing van het zonlicht mogelijk is, waardoor de globale temperatuur op Aarde stijgt.

Stormbandpinguins houden van open water. In de laatste decennia groeiden de aantallen door de toename van het smeltend ijs op Antarctica. Maar door de toenemende UV-straling sterven de algen af die worden gegeten door krill (belangrijk voedsel voor de pinguins). De pinguins moeten het krill nu delen met zich herstellende walvispopulaties.