Zwemblaasworm

Anguillicola crassus





De Zwemblaasworm Anguillicola crassus leeft als parasiet in de zwemblaas van de Paling Anguilla anguilla. Deze kleine rondworm (Nematoda) is Japans van oorsprong. In de jaren 1980 kwam hij in Europa terecht door het importeren van besmette Japanse Palingen Anguilla japonica voor de Palingkweek. De eerste Belgische en Nederlandse waarnemingen dateren van 1985. Sindsdien is de soort zeer algemeen in zowel de wilde exemplaren, als in de Palingkwekerijen.

Geïnfecteerde Palingen groeien minder goed, zijn algemeen minder fit en in het ergste geval sterft de paling ervan.


Beschouwt men ook de aanwezigheid van larven in de zwemblaas, dan is slechts 1 op 10 palingen niet besmet met deze parasiet.


De Zwemblaasworm is donkerbruin van kleur, door het bloed dat hij opzuigt. Hij heeft een afgeronde kop.


Een mannelijke Zwemblaasworm is ongeveer 3,5 cm lang, terwijl de vrouwtjes gemiddeld dubbel zo lang worden.


Een Zwemblaasworm leeft 8 à 10 maanden en kan zowel in zoet, zout als brak water voorkomen.


De paring gebeurt in de zwemblaas, waarbij het vrouwtje tot 500 000 eitjes kan leggen. Eenmaal de larven zijn uitgekomen, bewegen deze zich via een verbindingsbuis tussen de zwemblaas en de darm naar het water. Daar hechten ze zich vast aan de bodem en maken ze kronkelende bewegingen om snel gezien en opgegeten te worden door roeipootkreeftjes, de tussengastheer van de parasiet. Als deze roeipootkreeftjes dan opgegeten worden door de Paling – de eindgastheer - verplaatsen de parasieten zich van de darmwand naar de zwemblaas, waar ze volwassen worden. Soms worden de tussengastheren - de roeipootkreeftjes - niet opgegeten door de Paling, maar door andere vissen, slakken, amfibieën of insecten. In dit geval gaan de parasieten zich pas verder ontwikkelen als deze extra tussengastheer opgegeten wordt door de Paling.


Vooraleer de Zwemblaasworm naar Europa kwam, kende de Europese Paling geen enkele zwemblaasparasiet.


De nieuw aangekomen parasiet had dus het voordeel dat hij geen competitie te duchten had en zich dus heel snel kon verspreiden. De Zwemblaasworm kan een brede waaier aan temperatuur- en zoutvariatie weerstaan.


Zo kunnen de larven voor meerdere maanden lage temperaturen tot 5°C overleven, al heeft de soort een voorkeur voor warmer water. Daarnaast is deze worm in staat te overleven in zowel zoet, brak als zeewater.


De mens is één van de belangrijkste factoren in de verspreiding van de parasiet. Meren en rivieren worden frequent bevoorraad met Paling uit andere gebieden voor de visserij en daarnaast transporteren we ook kweekpalingen tussen kwekerijen. Transport van geïnfecteerde tussengastheren via ballastwater van schepen kan de verspreiding beïnvloeden.