Zuurbes

Berberis vulgaris






De Zuurbes Berberis vulgaris groeit op kalkhoudende zandgrond, vooral in de duinen en in bosranden. De soort is in Vlaanderen en Nederland zeldzaam. Deze struik wordt ook gekweekt, vaak betreft het dan een variëteit met bruine bladeren. De bladeren en de bloemen hangen aan korte zijtakken. De stengels dragen scherpe stekels die in groepjes van drie staan. De kleine, fijn getande bladeren worden rood voordat ze afvallen. De bessen zijn in de herfst vuurrood. Ze worden graag door lijsters gegeten, die daarmee bijdragen tot de verspreiding.

Voor de mens zijn vooral de wortels en de onrijpe bessen van deze plant giftig. Inname van deze plantendelen leidt bij de mens tot diarree, maag- en leverklachten.  


Honingbijen en vliegen zorgen voor de kruisbestuiving.

De Zuurbes is de waardplant van de Grote Berberisspanner Hydria cervinalis.

De Roestzwam Aecidium berberidae brengt sporen voort op de Zuurbes die zich later op granen en grassen ontwikkelen tot de beruchte Graanroest Puccinia graminis.

De basidiosporen kiemen in het voorjaar op de bladeren van Zuurbes en dringen het blad binnen. Aan de bovenzijde van de bladeren ontstaan bekervormige mannelijke voortplantingsorganen (spermogoniën) en aan de onderzijde vrouwelijke voortplantingsorganen (aecidiën). De bekertjes scheiden een suikerhoudend vocht af met daarin kleine spoortjes, die insecten aantrekken. De aecidiën zijn bloemachtige structuurtjes die ook een suikerhoudend vocht bevatten. 

De insecten brengen de kleine spoortjes over naar de vrouwelijke voortplantingsorganen. De na bevruchting ontstane aecidiosporen verspreiden zich met de wind en infecteren graan. Op het graan vormen de aecidiosporen in de zomer uredinia met uredosporen. Deze groeien verder in de zomer uit tot telia met telentosporen. Deze overwinteren en in het voorjaar ontwikkelen deze zich op het graan verder tot een basidium met basidiosporen, waarna de cyclus zich herhaalt.