Speenkruid

Ficaria verna





Het Speenkruid Ficaria verna  is een plant die vooral voorkomt op beschaduwde of grazige plaatsen in bossen, struwelen, verwilderde tuinen en langs waterkanten, op een vochtige en voedselrijke bodem. We vinden de plant ook in tuinen en bermen.

De plant wordt 5 tot 15 cm hoog. Deze soort bloeit in maart en april met gele bloemen. De bloemen hebben 8 tot 12 kroonbladeren en 3 kelkbladeren. De bloemen staan apart.

Het Speenkruid heeft hartvormige bladeren die aan lange stelen staan en reeds in mei-juni verdorren.

De plant vormt zelden zaad. De voortplanting geschiedt vegetatief door de vorming van ondergrondse wortelknollen die tevens dienst doen als zetmeelopslagplaats. De knollen lijken op vijgen. In de oksels van de onderste bladeren ontstaan in mei en juni broedknolletjes (bulbillen) die de grootte hebben van een graankorrel.

De broedknolletjes worden onder meer door het water verder verspreid.  

De bloemen worden bezocht door verschillende bijen (zoals verschillende hommelsoorten, Asbij, Grasbij, Grijze Rimpelrug, Roodgatje, Tweekleurige Zandbij, Vosje, Gewone Geurgroefbij, Rosse Metselbij, Roodsprietwespbij en Honingbij). De bloemen leveren stuifmeel en nectar.

Het is voor hommels vooral een nectarplant. In open landschappen wordt deze plant slechts sporadisch door hommels bezocht. 

Het Coureurmotje Olindia schumacherana is een zeer zeldzame micro-nachtvlinder. Deze bladroller is niet specifiek gebonden aan een bepaalde plant, maar vertoont wel een voorkeur voor het Speenkruid.

Het Gewoon Knolkelkje Sclerotinia sclerotiorum is een kleine zwam met een lange steel die op een sclerotium groeit tussen de wortels van kruidachtige planten. Deze soort werd reeds gevonden tussen de wortels van Speenkruid en ook van Groot Hoefblad Petasites hybridus.