Nonvlinder

Lymantria monacha





De Nonvlinder Lymantria monacha behoort tot de donsvlinders. Deze vlinder meet tot 27 mm. Hij heeft een vleugelspanning tot 5 cm en vliegt van juni tot september. De vleugels zijn wit met zwarte zigzagbanden. De achtervleugels zijn grijs. Er komen ook bijna zwarte exemplaren voor.

De voelsprieten van het mannetje zijn gekamd; bij het vrouwtje gezaagd.

Deze soort is vooral te vinden in naaldbossen, maar ook in loofbossen en gemengde bossen. De vrouwtjes vliegen weinig. De eitjes worden in groepjes van 100 tot 400 stuks gelegd onder schors en overwinteren. De rupsen, die in april uitkomen, zijn zwart en hebben een grote, lichtgrijze vlek op de rug.

De waardplanten van de rupsen zijn Fijnspar Picea abies, Grove Den Pinus sylvestris, Gewone Zilverspar Abies alba, Europese Lork Larix decidua, Zomereik Quercus robur, Beuk Fagus sylvatica, Ratelpopulier Populus tremula, Wilde Appel Malus sylvestris en Blauwe Bosbes Vaccinium myrtillus.

Ze komen toch meestal voor op naaldbomen waar ze zich ’s nachts voeden met de naalden. In naaldboommonoculturen kunnen de rupsen gevoelige schade aanrichten.

De rupsen vreten eerst naaldbomen kaal, waarna ze ook voor loofbomen een gevaar kunnen gaan vormen. Na het uitkomen van de vlinders lijken de bomen soms “besneeuwd”.