Nachtzwaluw

Caprimulgus europaeus





De Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus  meet 27 cm. Hij komt bij ons voor van april tot oktober. Het mannetje heeft een grijsbruin verenkleed met witte vlekken op de staart en de vleugels. Het vrouwtje heeft geen vlekken op staart en vleugels. Hij zit vaak op een tak in de lengterichting ervan.

Het mannetje zingt ’s avonds. Deze vogel komt voor op droge en zandige heidevelden met een schaarse bomengroei, bijvoorbeeld op de randen van zandverstuivingen of in schrale bossen met grote kapvlakten of brede zandpaden.

De vogel maakt een geheimzinnig ratelend geluid. Vaak klapt hij hierbij ook zijn vleugels tegen elkaar.

De hoogste dichtheden van deze vogel vindt men in deels dichtgegroeide zandverstuivingen met een niet-vergraste bodem.

Van mei tot juli legt het vrouwtje 2 eieren op de kale grond. Soms wordt nog tot half augustus gebroed. Er wordt geen nest gebouwd. Beide ouders broeden en voederen.

De bomen zijn nodig, want ze dienen als zangposten. Hij heeft open plekken nodig, om met zijn korte poten vlot te kunnen bewegen. Zijn voedsel bestaat uit insecten, zoals nachtvlinders en kleine kevers. Hij heeft een snorrende zang en maakt ’s nachts geluid door middel van vleugelgeklapper.  Hij jaagt op het zicht en is alleen ’s nachts en in de schemering actief. Hij heeft een wijde snavelopening met haartjes op de bovenrand. Hij vangt grote insecten, zoals nachtvlinders, in de vlucht. 

Vanaf april komt deze vogel terug uit zijn overwinteringsgebied in Zuid-Azië of Afrika. Hij overbrugt in een 20-tal dagen zo’n 2000 km om tot bij ons te raken.

Hij is kwetsbaar geworden door de bebossing van heidegebieden en recreatiedruk. Interessant voor deze vogel zijn stuifzandgebieden. 

Voor de Nachtzwaluw moet er in heidegebieden voldoende rust gegarandeerd worden en moeten zandige plekken opengehouden worden.

Op heidevelden gaat vergrassing gepaard met afname van het voedselaanbod en dit leidt tot het verdwijnen van onbegroeide plekken die nodig zijn om te nestelen. De populatie is kwetsbaar voor veranderingen in terreinbeheer, zowel in heidegebieden (verstoring bodem door machinaal plaggen en onrust door de inzet van grazers) als bossen (verdwijnen kaalkapsysteem).

Nochtans vormen begraasde gebieden favoriete terreinen voor de Nachtzwaluw door zijn keuze van open landschappen. De uitwerpselen van grote grazers vormen bovendien een feestmaal voor kleine kevers en nachtvlinders, en daar profiteert de Nachtzwaluw dan weer van.   

De intensieve recreatie in broedterreinen (vooral loslopende honden) vormt dan weer wel een bron van verstoring.
Over het algemeen wordt de Nachtzwaluw beschouwd als een zeer verstoringsgevoelige soort. Doordat recreatie de ecologische draagkracht van een gebied verlaagt, verzwakt een netwerkpopulatie, waardoor de kans op voorkomen vermindert. Meer concreet weet men dat recreatie in gebieden vanaf 300 ha enkel is toegestaan op paden om de netwerkpopulatie te handhaven.

Klimaatverandering valt voor deze vogel gunstig uit. Zijn prooidieren vliegen vooral op warme en droge avonden en die nemen in aantal toe door de klimaatverandering.

In verband met het bosbeheer in gebieden waar de Nachtzwaluw voorkomt zal het van belang zijn om rekening te houden met de wensen en noden van de aanwezige populatie. Plaatsen van minimaal 2 tot 4 ha groot, ontstaan uit kaalkappen, zijn een geschikt biotoop voor de nachtzwaluw. Deze maatregel is gedeeltelijk in tegenspraak met het geïntegreerd bosbeheer dat hoofdzakelijk kleinschalige kappen uitvoert en grote kaalkappen vermijdt.

De schoontijd, dit is de periode waarin er niet mag worden gewerkt in bossen vanwege de broedperiode van vogels, loopt van 1 april tot 30 juni. Gelet op de broedperiode van de Nachtzwaluw (die tot half augustus kan duren) moet deze schoontijd worden uitgebreid.   

Daarnaast moet er een bepaald aandeel Grove Dennen Pinus sylvestris zijn (minimaal 20%, optimaal waarschijnlijk >60%) en moet de toenemende verstoring en een verdere omzetting naar loofhout tegengegaan worden.
In het leefgebied moet een netwerk van heidevelden behouden blijven en moeten er open verbindingen worden voorzien. Gezien de soort gevoelig is aan 'verstoring' zal het tegengaan van recreatie en een strengere controle in het broedgebied een positief effect hebben op de aantallen. De jongen van deze grondbroeder moeten ongestoord kunnen worden grootgebracht.

Ook extensief beheerde weilanden zijn belangrijk voor deze vogel.