Kleine Zonnedauw

Drosera intermedia




De Kleine Zonnedauw Drosera intermedia groeit op natte en erg vochtige heide- en veengrond, op een zeer voedselarme bodem. Het is in Vlaanderen en Nederland een vrij zeldzame plant. Lokaal kan de plant echter zeer talrijk voorkomen.
De bladeren staan op lange steeltjes omhoog gericht in een rozet en zijn bezet met klierborstels die een kleverige stof afscheiden. Insecten die aan de stof blijven kleven, worden door een eiwitsplitsend enzym verteerd, waarna de voedingsstoffen door de klierborstels worden opgenomen. De plant bloeit in juli en augustus met witte bloemen die in aren groeien. De bladeren zijn spatelvormig. De vruchten zijn doosvruchtjes.  

De Kleine Zonnedauw is een kortlevende pioniersoort (gemiddeld wordt de plant 3 jaar oud) die hoofdzakelijk gevonden wordt op verstoorde, open bodems in natte heide.

De bloemen openen zich enkel in volle zon. Om tot bloei te komen is de plant dus aangewezen op open, zonnige plaatsen.
De bloei treedt voornamelijk op in juni, juli en augustus.

Net zoals veel andere pioniersoorten, heeft dit plantje een persistente zaadbank. Dit wil zeggen dat de soort in ongunstige omstandigheden in de vorm van zaad in de bodem aanwezig blijft zonder te kiemen. Wanneer de omstandigheden plots gunstig worden, bijvoorbeeld na plaggen of na een andere vorm van verstoring van de bodem, kunnen open plekken snel ingenomen worden door een populatie van Kleine Zonnedauw.

Een voldoende zaadproductie is een essentiële voorwaarde om tot een voldoende grote zaadbank van deze plant in geschikte gebieden te komen. Daarom is het van groot belang dat de plant voldoende kan bloeien, zodat de bloemen voldoende zaad kunnen vormen.