Karper

Cyprinus carpio





De Karper Cyprinus carpio, ook Boerenkarper genoemd, is een vissoort die een lengte kan bereiken van 70 tot 120 cm en een gewicht van 20 kg. Het is een bruingroene vis met een hoge rug. Het lichaam is bedekt met grote uniforme schubben. Hij heeft 2 paar baarddraden. De wilde vorm heeft een lang, geschubd en spoelvormig lichaam. Kweekvormen hebben een hoge rug.

Hij komt voor in stilstaande of traagstromende waterlopen met een modderige bodem en dichte begroeiing. Het is een typische bewoner van de zones waar ook de Brasem voorkomt.  

Deze vis houdt van vrij hoge temperaturen (18 tot 20 °C). Hij plant zich voort bij een voldoende hoge watertemperatuur.
De eieren worden gelegd op de stengels van waterplanten en dit vooral in overstromingsgebieden, op ondergelopen graslanden van 30 tot 40 cm diep. De paaitijd valt van mei tot juli. Vrouwtjes kunnen tot meer dan 1.600.000 eitjes leggen.  Het broed voedt zich met zoöplankton. Vanaf een grootte van 2 cm voeden de jonge visjes zich ook met zoöplankton en algen.  

Het voedsel van de volwassen dieren bestaat uit insectenlarven, vissenlarven, slakken, wormen, algen, waterplanten en detritus. Hij zuigt met zijn uitstulpbare bek voedsel op van de bodem.

Hij overwintert op diepe plekken nabij de bodem.

Karpers hebben de gewoonte om ongeschikt voedsel weer uit te stuwen via de mond of de kieuwen. Dit zorgt voor een vertroebeling van het water.

Voor deze soort zijn natuurlijke overstromingsgebieden van belang. Deze worden nog te veel door dijken van de rivieren gescheiden. De Karper wordt meer en meer uitgezet voor de visvangst.

De overleving van het karperbroed is laag omwille van verschillende redenen. De temperaturen bij ons zijn veelal te laag. De eieren doen er langer over om uit te komen en de vissen groeien te traag op, zodat er onvoldoende reserves worden opgebouwd om de winter door te komen. Jonge karpers zijn trage zwemmers en vallen vaak ten prooi aan predatoren zoals Snoek en Baars.  

De zuivere wilde vorm is tegenwoordig zeldzaam. Men vindt vaker de zogenaamde “Spiegelkarper” die slechts gedeeltelijk beschubd is op de basis van de rugvin en op de zijlijn. De Karper is van oorsprong afkomstig uit Oost-Europa en Azië, maar is bij ons reeds sedert de veertiende eeuw ingeburgerd. Karpers kunnen naar verluidt tot 40 jaar oud worden.

De Karper is een tolerante vissoort. Hij houdt doorgaans stand in wateren waar veel andere soorten omwille van de slechte waterkwaliteit niet meer kunnen overleven. Bij het uitdrogen van een vijver kunnen Karpers zich ingraven in de modder en zo gedurende een aantal weken in leven blijven.