Hermelijn

Mustela erminea





De Hermelijn Mustela erminea leeft in vrijwel alle biotopen, zowel in de nabijheid van boerderijen als buiten de nabijheid van de mens. Hij komt vooral voor in de omgeving van water, open plekken in bossen, op akkers, in duingebieden, in agrarische cultuurlandschappen en bermen.

Zijn lichaamslengte bedraagt tot 30 cm; de staart meet tot 12 cm. Dit zoogdier heeft roomwitte onderdelen, een bruine rug en een zwarte staartpunt. In de winter is hij wit met een zwarte staart. De witte haartjes zijn met lucht gevuld en dus warm. De witte kleur is dus niet enkel een schutkleur om bijvoorbeeld minder op te vallen in de sneeuw.

Het voedsel bestaat vooral uit Woelratten Arvicola amphibius. Verder worden ook bosmuizen, spitsmuizen, ratten, jonge Konijnen Oryctolagus cuniculus, vogels, vogeleieren en jonge Hazen Lepus europaeus gevangen. Het dier past zich gemakkelijk aan. Met een diepe beet in de nek is hij in staat om relatief grote prooien te doden.
Het territorium van de Hermelijn beslaat ongeveer 20 ha.

Hermelijnmannetjes vergrijpen zich soms aan de eigen dochters, zelfs deze die nog zeer jong zijn. Wetenschappers verklaren dit gedrag als een manier om zich te verzekeren van nageslacht. In de dochter blijft het zaad van de vader immers bewaard, zodat ze bij het geslachtsrijp worden meteen zwanger is.    

De paartijd valt in februari-maart, waarna er na een draagtijd van 10 weken 3 tot 8 jongen worden geboren. Soms vindt de paring in de zomer plaats waarna er eerst een lange kiemrust plaatsvindt en pas het volgende seizoen de geboorte plaatsvindt. Een vrouwtje werpt slechts één keer per jaar.  

Dieren die voor de jacht belangrijk zijn, worden door Hermelijnen nauwelijks gegeten. Het dier wordt wel door jagers vervolgd.  

Het is een overwegend nachtactief dier. Nesten worden in mollengangen en rattengangen gemaakt, of onder takkenbossen en steenhopen.

De toegenomen intensivering van de landbouw heeft gezorgd voor een verminderd voedselaanbod en dus waarschijnlijk voor een afname van de aantallen van dit zoogdier.

Door het toenemende ruimtegebruik door steden- en wegenbouw is het verspreidingsgebied afgenomen.
Verder zorgen de versnippering en de het verdwijnen van kleine landschapselementen eveneens voor een afname.
De Vos Vulpes vulpes is een natuurlijke predator van de Hermelijn en kan plaatselijk wel zorgen voor het decimeren van de Hermelijn-populatie. De Vos zal echter vrijwel nooit dé oorzaak zijn van het volledig verdwijnen van de Hermelijn. Predatie door de Vos kan wel de fatale slag zijn voor de door andere oorzaken reeds gedecimeerde aantallen.

Overigens komen er normaal ook Hermelijnen voor in gebieden waar Vossen talrijk voorkomen.   

Om een verdere vermindering van het aantal Hermelijnen te voorkomen, moeten vooral de versnippering en de aantasting van de leefgebieden worden aangepakt.

Een extensief beheer van akkerranden moet inhouden dat deze randen extensief gemaaid worden, dit ten behoeve van de muizenstand (voedsel voor de Hermelijn).