Gewone Wolzwever

Bombylius major






De Gewone Wolzwever Bombylius major is een wollig behaarde vlieg. De zuigsnuit is bijna even lang als het lichaam.De vleugels hebben vooraan een brede, donkerbruine lengteband. Hij wordt tot 12 mm lang.

Deze soort lijkt op een hommelwerkster. Reeds van in april tot in juni vliegt hij op bloeiende planten (onder meer Viooltjes Viola species, Hondsdraf Glechoma hederacea en Longkruid-soorten Pulmonaria species) om nectar te zuigen. We vinden de Gewone Wolzwever vooral in zonnige en zandige bosranden, maar ook in tuinen.

Deze bij parasiteert bij zandbijen (Andrena en Colletes-soorten). Het vrouwtje heeft aan de punt van het achterlijf haarborsteltjes met daartussen de eilegopening. Ze schuiert tussen die haartjes zandkorreltjes. Ze zoekt de nestplaatsen van de gastheren op en gooit, door met het achterlijf snel onder zich door naar voren te slaan, eitjes in de richting van de nestgangen. De zandkorreltjes plakken aan de eitjes.   

De larven kruipen instinctmatig in het nest, vervellen daar in een made en voeden zich eerst met de stuifmeelvoorraad en later met de larven van de gastheerbijen. De poppen van de vliegen graven zich naar boven door het zand om daar in het licht open te scheuren, zodat de volwassen vlieg eruit kan kruipen.

Als gastheren staan bekend: het Vosje Andrena fulva, de Grijze Zandbij Andrena vaga (wolzwevers kunnen een populatie decimeren), de Wormkruidbij Colletes daviesanus, de Meidoornzandbij Andrena scotica, de Grasbij Andrena flavipes en het Roodgatje Andrena haemorrhoa.