Gewone Engelwortel

Angelica sylvestris






De Gewone Engelwortel Angelica sylvestris is een opvallende schermbloemige plant, die tot 1,80 m groot kan worden. De witte tot rozige bloemen bloeien van juli tot september in grote schermen. De bovenste bladeren vormen een brede schede. De grote wortelstandige bladeren zijn samengesteld uit eivormige blaadjes. De vruchten zijn afgeplat en ovaal van vorm. Deze plant heeft een stevige penwortel.

De soort groeit op vochtige leem in bossen, op graslanden, langs oevers en in onkruidgemeenschappen. Het is een goede bijendrachtplant maar de bestuiving gebeurt vooral door vliegen en kevers.  

De bloemen worden bezocht door verschillende bijen (zoals verschillende hommelsoorten, Roodrandzandbij, Gewone Slobkousbij (mannetjes), Gewone Dwergzandbij, Viltvlekzandbij, Kleine Lookmaskerbij,  Kleine Tuinmaskerbij en Honingbij).

Het is een goede nectarplant voor hommels, Honingbijen en dagvlinders. Vooral de grotere populaties van deze plant trekken de zeldzame Roodrandzandbij aan. Deze bij is sterk afhankelijk van het stuifmeel van schermbloemigen en komt vooral voor in bloemrijke ruigten.

De bloemen van deze plant worden druk ook bezocht door zweefvliegen.  

De larven van het Vosrood Gitje Cheilosia chrysocoma hebben waarschijnlijk deze plant als voedselplant. Er werd in elk geval reeds eileg waargenomen op de Gewone Engelwortel. Deze zeldzame zweefvlieg komt van begin april tot begin juni in 1 generatie voor in vochtige loofbossen op voedselrijke grond, meestal met een goed ontwikkelde ondergroei. Daar bezoekt ze bloemen, onder andere deze van Dotterbloem Caltha palustris, Meidoorn-soorten Crataegus species en Zevenblad Aegopodium podagraria.

De Gewone Engelwortel is ook één van de waardplanten van de Koninginnepage Papilio machaon, een vlinder.

Het Dofbuikgitje Cheilosia proxima vliegt in 2 generaties tussen half april en half september in open, kruidenrijke en meestal ruige vegetaties zoals graslanden en bermen met Gewone Berenklauw. Deze zweefvlieg wordt zowel langs bosranden als in open gebied gevonden. Deze vrij algemene vlieg bezoekt vooral witte bloemschermen van onder meer Gewone Berenklauw. De larven leven op wortels van distels van het genus Cirsium (zoals Kale Jonker en Moesdistel).