Gewone Doolhofspin

Agelena labyrinthica






De Gewone Doolhofspin  Agelena labyrinthica behoort tot de trechterspinnen (Agelenidae).

De spin heeft een opvallend paar spintepels, dat uit 2 segmenten bestaat. De spintepels zijn vergeleken met deze van andere trechterspinnen tamelijk lang. Het tweede segment is namelijk bijna 2 keer zo lang als het eerste.
Het mannetje wordt 8 tot 10 mm lang. Het vrouwtje wordt tot 12 mm lang. Het kopborststuk (voorste van de 2 lichaamsdelen) is geelbruin met 2 brede, donkere lengtestrepen die naar voren toe sterk versmallen. De basiskleur van het achterlijf is grijsbruin.  Over de rug, langs het midden, lopen 2 donkere lengtestrepen waartussen een lichter patroon zichtbaar is.

Deze spin komt voor in droge, zonnige habitats met een lage vegetatie en verspreide struiken. De soort kan men ook aantreffen in bossen, langs paden, in droog grasland en in tuinen. Het web wordt in tuinen vaak boven hagen gemaakt.
Het web bestaat uit een horizontaal matachtig gedeelte, een trechter waarin de spin zich verschuilt en die onderaan een opening heeft en een driedimensionaal netwerk van door elkaar gesponnen draden boven het matgedeelte. De draden boven de “mat” dienen om vliegende insecten te vangen. Als ze tegen de draden vliegen, vallen ze neer op het matgedeelte. De prooi wordt dan bliksemsnel verdoofd of gedood door middel van één of meerdere gif-beten.

De paartijd situeert zich rond midden juli. Ongeveer een maand later spint het vrouwtje een grote, witte ei-cocon. Deze cocon bevat 50 tot 130 eitjes en wordt opgespannen tussen verschillende zijden banden, die vastgemaakt zijn aan de wanden van het nest. Soms wordt de cocon bezet met plantendelen ter camouflage. De jongen worden nog in hetzelfde jaar geboren en overwinteren in het nest. Ze voeden zich met de eierdooier die in hun achterlijf is opgeslagen. In de volgende lente verlaten de jonge spinnetjes het nest.

De jongen hebben een andere kleur dan de ouders.

De volwassen dieren kan men vinden in juli en augustus.