Bruinvis

Phocoena phocoena






De Bruinvis  Phocoena phocoena, ook Gewone Bruinvis genoemd, is een kleine walvisachtige. Hij meet tot 1,80 m. Hij is bovenaan zwart, de onderkant is wit. De kop is rond. Het is de kleine walvisachtige die voor onze kust kan worden waargenomen. Hij vertoont een regelmatige seizoensgebonden trek. Hij heeft een scherp gehoor en een sterk vermogen tot echopeiling. Hij heeft een korte, stompe, driehoekige rugvin en geen “snavel” zoals dolfijnen. Het jong wordt ver op zee geboren.  

Hij vertoeft het liefst in ondiep water (tot 300 m diep) en in water dat onder de 17 °C blijft.
Hij wordt zeer zelden waargenomen langs onze kust. In tegenstelling tot dolfijnen duikt hij zelden volledig uit het water.
Hij verplaatst zich in groepjes van 2 tot 10 Bruinvissen. Als het water heel voedselrijk is, of als ze migreren, ontstaan er grotere groepen tot wel honderden Bruinvissen.

Meestal wordt er per zwangerschap slechts 1 jong geboren.

Jonge Bruinvissen eten vaak grondelachtigen, die op de zeebodem leven. Volwassen dieren eten onder meer Haring Clupea harengus en Kabeljauw Gadus morhua. De laatste decennia zijn reeds verschillende Bruinviswijfjes aangetroffen met afwijkingen aan de melkklieren. Deze worden vermoedelijk veroorzaakt door PCB’s. Als een moeder haar jong niet goed kan voeden, verzwakt het en uiteindelijk sterft het. Bruinvissen gebruiken sonar voor hun oriëntering en wellicht ook voor hun sociale contacten. Het onderwaterlawaai veroorzaakt door schepen is voor Bruinvissen erg storend.
Deze soort houdt zich normaal gezien ver verwijderd van havens en drukke scheepvaartroutes, maar heeft toch chemische bestrijdingmiddelen in zijn lichaam. Er werden reeds tributyltin (TBT) en afbraakproducten vastgesteld. TBT zou het immuunsysteem van zeezoogdieren onderdrukken en hierdoor een verhoogde sterfte veroorzaken. Andere bedreigingen voor dit indrukwekkend zeezoogdier zijn de vergiftiging van de kustwateren met PCB’s en DDT en de overbevissing van de Noordzee.

Veel Bruinvissen sterven als gevolg van longontsteking, infectieziekten, vermagering en als gevolg van aanvallen van zeehonden.

Ook strandwarrelnetten zijn voor Bruinvissen levensgevaarlijk. In 2006 verdronken minstens 15 exemplaren in de warrelnetten. Ze moeten immers tijdig kunnen lucht happen. Een algemeen verbod op het recreatief gebruik van dit soort netten is noodzakelijk. Een Bruinvis kan 6 minuten onder water blijven en afdalen tot 200 m diep, maar een dier dat vastzit in een warrelnet en in paniek raakt, verdrinkt soms binnen enkele seconden.
Het kan gebeuren dat een Bruinvis een rivier optrekt. In 2005 werd het aantal Bruinvissen in de Noordzee geschat op zo’n 270.000 exemplaren. Ten gevolge van de opwarming van het klimaat zullen een aantal prooidiersoorten een verschuiving kennen. Dit kan een invloed hebben op het verspreidingsgebied van de Bruinvis.

Een recente populatiegroei in de Noordzee bij Nederland wordt veroorzaakt door een verplaatsing van de (deel)populatie in het noordelijke deel van de Noordzee richting het zuiden. Deze verplaatsing wordt waarschijnlijk veroorzaakt door optredend voedseltekort in het oorspronkelijke leefgebied als gevolg van overbevissing en klimaatverandering. Gezien het grote aantal in ons land gestrande dieren met sporen van bijvangst (littekens van netten, opengesneden) gaat dit gepaard met een verhoogde mortaliteit.

Jaarlijks komt een hoog percentage van de Bruinvissen als bijvangst om het leven. Ook het sterk verminderde voedselaanbod, waarschijnlijk onder invloed van de vismeelindustrie en het plaatsen van tal van windmolenparken in zee spelen een rol. Het instellen van beschermingszones waar geen visserij mag plaatsvinden zal noodzakelijk zijn voor de overleving van Bruinvissen.