Brem

Cytisus scoparius






De Brem Cytisus scoparius is een warmteminnend struikje dat vooral groeit op een kalkarme, zanderige of stenige bodem, zoals in wegbermen, op licht beweide terreinen, in heidegebieden en langs spoordijken. Het is een struik met altijd groene twijgen. De plant, die behoort tot de vlinderbloemenfamilie, bloeit in mei en juni met gele alleenstaande gesteelde bloemen. De bladeren zijn handvormig samengesteld. Deze struik heeft een penwortel. De vruchten zijn peulen, die bij rijpheid open springen.

De peulen en de zaadjes zijn zeer giftig. Ook de jonge twijgen en de bladeren zijn giftig.

Inname van deze plantendelen leidt bij de mens aanvankelijk tot opwinding, overgaand in een vertraagde hartwerking.
De soort is vorstgevoelig, maar bij beschadiging loopt hij wel opnieuw uit. De groene loten nemen dan de functie van de bladeren over. De Brem wordt ook wel als sierplant gekweekt in tuinen. Er bestaan reeds verschillende variëteiten.

De plant, die behoort tot de vlinderbloemenfamilie, bloeit van begin april tot eind juni. De bloemen worden bezocht door verschillende bijen (zoals Boomhommel, Aardhommel, Weidehommel, Grote Veldhommel, Bremzandbij, Tweekleurige Metselbij, Geelstaartklaverzandbij en Honingbij).

Brem heeft een hoge stuifmeelwaarde voor Honingbijen Apis mellifera. De plant is ook een belangrijke stuifmeelbron voor de gespecialiseerde Bremzandbij Andrena ovatula en de Roodstaartklaverzandbij Andrena similis.

De Brem produceert geen nectar maar het is een goede stuifmeelplant voor bijen. De goudgele bloemen hebben 5 kroonbladeren: een vlag, twee zwaarden en een uit twee bladeren bestaande kiel. In de kiel bevinden zich de stamper en 10 meeldraden. Meeldraden zijn de bloemdelen waarin pollen (stuifmeel) worden geproduceerd. De meeldraden zijn bij de Brem tot een kokertje vergroeid; alleen de uiteinden zijn vrij. Door een verschil in ontwikkeling zitten de stamper en de meeldraden onder spanning in de nog gesloten kiel. Bij het bezoek van bijvoorbeeld een hommel opent de kiel zich en veren de stamper en de meeldraden omhoog. De kiel wijkt dan naar achteren en blijft in deze stand zijn. Op die manier wordt het stuifmeel overgedragen naar de bezoekende hommel. 

De Brem is een belangrijke stuifmeelbron voor de Bremzandbij Andrena ovatula, een zeldzame zandbij die van begin april tot half september in 2 generaties vliegt in droge heideterreinen, schrale graslanden, ruderale terreinen, ruigten, dijken en groeven.  Deze bij bezoekt verschillende bloemen maar vertoont een voorkeur voor vlinderbloemigen. We vinden deze bij vaak behalve op Brem ook nog op Kruipende Boterbloem Ranunculus repens, Rode Klaver Trifolium pratense en Gewone Rolklaver Lotus corniculatus. De bij nestelt ondergronds, solitair of in aggregaties.

De Brem is de waardplant van de Herfstbremspanner Chesias legatella, een nachtvlinder.

Een waardplant is een plant waarop een bepaald organisme specifiek voorkomt en waaraan het zijn voedsel onttrekt. Er zijn talloze organismen, zoals insecten of schimmels, die slechts kunnen leven op en/of van één of meerdere specifieke planten. Uit onderzoek blijkt dat de rupsen van sommige zandoogjes (vlinders) tijdens de ontwikkeling de afstand tussen waardplanten niet kunnen overbruggen wanneer deze meer bedraagt dan 120 cm. De vegetatiestructuur waarin de waardplanten voorkomen is dus ook zeer belangrijk.

Het is ook één van de waardplanten van de vlinders Groentje Callophris rubi, Hageheld Lasiocampa quercus, Breedbandhuismoeder Noctua fimbriata, Kleine Hageheld Lasiocampa trifolii, Wolfsmelkuil Acronicta euphorbiae en Witte Tijger Spilosoma lubricipeda.

De Driekleurige Bremkokermot Coleophora saturatella is een nachtvlinder die behoort tot de kokermotten. De rups leeft in een rommelige koker die uit lapjes is opgebouwd op de Brem.

De Oranje Bremspanner Isturgia limbaria is een uiterst zeldzame nachtvlinder die vooral in bremstruwelen te vinden is.

De Tandbandspanner Scotopteryx moeniata is een nachtvlinder die verdwenen is uit Nederland. Deze vlinder werd ook in Vlaanderen als verdwenen beschouwd tot in augustus 2008 in Limburg verschillende exemplaren werden aangetroffen op een droog heideterrein. De biotoop waar hij werd gezien bestond voornamelijk uit een droge struikhei-vegetatie met verspreid staande vliegdennen, opslag van Berken Betula species en Amerikaanse Vogelkers Prunus serotina. Tegen de bosrand was ook veel Brem Cytisus scoparius aanwezig.  
Men gaat er van uit dat deze vlinder als waardplant alle Brem-soorten heeft, niet alleen de Brem Cytisus scoparius, maar ook de Genista-soorten waaronder Stekelbrem Genista anglica, Verfbrem Genista tinctoria en Kruipbrem Genista pilosa.
Deze vlinder is dagactief, maar komt ’s nachts ook af op licht. Hij vliegt in één generatie van eind juli tot begin september met een piek in de eerste helft van augustus. Struikhei Calluna vulgaris is mogelijk een belangrijke nectarplant voor deze soort. 

De sluipvlieg Subclytia rotundiventris parasiteert op de nimfen van onder meer de Bremschildwants Piezodorus lituratus.
Het nimfenstadium is het laatste larvenstadium bij lagere insecten, waarbij al vleugelstompjes aanwezig zijn en het jonge dier sterk op het volwassen stadium (het imago) begint te lijken. Een rustend popstadium ontbreekt bij deze insecten. Een pop is een onbeweeglijk stadium in de levenscyclus van hogere insecten waarbij het jonge dier, soms beschermd door een cocon, zijn metamorfose ondergaat voordat het een volwassen dier (imago) wordt.

De Slanke Bremnetwants Dictyonota fuliginosa leeft op de Brem.

Ook de Brede Bremnetwants Dictyonota strichnocera kan men op de Brem en andere planten van de vlinderbloemenfamilie aantreffen.

De cicade Gargara genistae behoort tot de bochelcicaden. Deze cicade komt van juli tot september voor op zonnige plaatsen. Ze heeft een voorkeur voor Brem Cytisus scoparius en andere vlinderbloemigen. De nimfen worden vaak bezocht door mieren, die worden aangetrokken door zoete afscheidingen zoals honingdauw.  Honingdauw is een zoete vloeistof, afgescheiden door bladluizen. Eigenlijk is het halfverteerd plantensap dat ze eerder hebben opgezogen. Honingdauw bestaat voor 90 % uit suiker en bevat verder veel eiwit. Honingdauw is een belangrijke voedselbron voor allerlei wespen en mieren. 

De kever Dryophilus anobioides behoort tot de klopkevers. Deze kever leeft op naaldbomen en ook wel op Brem Cytisus scoparius. De larven maken boorgangen in de takken van hun voedselplanten.

Ook de Kleine Brembladrandkever Sitona regensteinensis leeft op Brem. 

De Grote Bremraap Orobanche rapum-genistae is een plant die parasiteert op Brem. Deze plant komt voor op warme, droge, matig voedselarme, kalkarme zandgrond op zandige hellingen, in heideachtige begroeiingen, op spoordijken met bremstruweel, op zandafgravingen en in rivierduinen. Ze behoort tot een familie van wortelparasieten die met hun stengelvoet volledig op de wortels van een andere plant zijn vastgegroeid. De plant is zowel voor de suikers als voor de minerale voedingsstoffen afhankelijk van de gastheer. Het kiemplantje boort zich reeds meteen in deze wortel. De stengels zijn niet groen en dragen schubben in plaats van bladeren. De zaden worden door de wind verspreid. De kiemplantjes kunnen zich alleen ontwikkelen als ze in aanraking komen met de wortels van een plant die als gastheer geschikt is. Deze plant bloeit van mei tot juli. De aantasting van de leefgebieden en vermesting vormen de grootste bedreigingen voor deze soort.