Bosmetselbij

Osmia uncinata






De Bosmetselbij Osmia uncinata is een zeer zeldzame metselbij met een lengte van 8 tot 10 mm.

Het vrouwtje is grotendeels roodbruin behaard; tergieten 2 tot 5 zijn donkerbruin tot zwart gekleurd en tergiet 6 draagt grijze beharing. Het achterlijf is glimmend. De buikschuier is zwart.
Het mannetje is geelgrijs behaard en heeft geen metaalkleur op kop en borststuk.

Deze bij vliegt van eind maart tot begin juli in open bossen, langs bosranden, op bospaden, in bosweiden en andere open plekken in bossen.

Het is een polylectische soort, waarbij het vrouwtje onder meer op Braam Rubus fruticosus, Hondsdraf Glechoma hederacea, Gewone Paardenbloem Taraxacum officinale en Blauwe Bosbes Vaccinium myrtillus stuifmeel verzamelt.

De nesten worden vooral gevonden onder de schors van naaldbomen (vooral Grove Den Pinus sylvestris). In het nest worden de celwandjes gebouwd uit fijngekauwde bladstukjes (van bijvoorbeeld Berk). Deze metselbij gebruikt ook de kevergangen die werden gemaakt in dood dennenhout.

De Bosknotswesp Sapyga similis is een wesp die parasiteert bij deze bij en waarschijnlijk ook bij de Zwartgespoorde Houtmetselbij Hoplitis leucomelana. Deze zeldzame wesp komt vooral voor in bosranden en open bossen. Het vrouwtje van de wesp legt de eitjes in de nesten van de metselbijen. De larve doodt de eieren en de larven van de gastheer en zuigt ze uit. Vervolgens wordt de stuifmeelvoorraad opgegeten. Vervolgens spint de larve zich in en verpopt. Nog voor de winter komt de wesp uit de pop, maar overwintert wel in het nest.