Biologisch tuinieren
 






De principes van biologisch tuinieren houden volop rekening met de principes die ook in de wilde natuur gelden.

Kwalen vermijden


Planten in de tuin of de moestuin zijn vatbaarder voor bladluizen of schimmels wanneer ze het niet naar hun zin hebben. Parasieten hebben immers juist als taak om zwakke planten op te ruimen om plaats te maken voor jonge en sterke gewassen.

Rozen zijn meestal zeer slecht bestand tegen meeldauw.
Ook sterke planten kunnen ineens gaan kwijnen en aangetast worden door één of andere parasiet. De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat de groeiplaats niet voldoet aan de eisen van de plant. Bepaalde planten zoals azalea’s, heide-soorten, rhododendron)h ouden van zure grond. Kalkrijke grond is dan ook slecht voor deze soorten. Lavendel is dan weer een soort die houdt van kalkrijke grond.
Er zijn planten die van schaduw houden en andere die de zon nodig hebben, planten die goed tegen tocht kunnen en andere planten die snel onder de bladluizen zitten als ze tochtig staan. De aankoop van geschikte planten naargelang de standplaats en de grondsoort kan veel kwalen voorkomen.

Kamerplanten

Kamerplanten worden vaak op een plaats gezet waar ze zich niet thuis voelen omdat ze ofwel te droog ofwel te nat worden gehouden. Ze zijn dan vatbaarder voor plagen.

De planten gaan kwijnen met als gevolg de aantasting door insecten of schimmels. Deze zoeken bij voorkeur kwijnende en zieke planten op, omdat de bladcellen van deze planten veel slapper zijn en dus gemakkelijker te doordringen zijn. Kerngezonde planten hebben krachtige, gespannen celwanden die moeilijk te doordringen zijn.
Schaduwplanten mogen geen zon hebben. Zon- en lichtminnende planten zijn meestal niet bestand tegen de felle stralen achter glas. De potkluit moet vochtig zijn, maar voor de meeste planten ook niet te nat.
Als men zich op voorhand informeert over de vereisten van de kamerplant, kan men veel kwalen voorkomen. Vliegende en kruipende insecten houdt men beter buitenshuis dan dat men ze binnenshuis vernietigt.

Geen kunstmest gebruiken

We weten ondertussen al wel dat een deel van de kunstmest weer in het grondwater en het oppervlaktewater terechtkomt en dus zorgt voor vervuiling. Kunstmest brengt de planten bovendien tot een snelle, ongezonde groei. De jonge plantjes, die nauwelijks de tijd hebben om te rijpen, worden graag gegeten door insecten. Ze zijn jong en gemakkelijk doordringbaar voor de monddelen van veel insecten. Insecten die zich voeden met plantensappen vinden er volop wat ze zoeken. Beter en bovendien goedkoper is het gebruik van compost.


Compost

Omdat een goede grond en een goede bemesting van groot belang zijn in de strijd tegen plantenziekten, kan men in een stadstuin zelf compost maken. Door een goede samenstelling van de composthoop verkrijgt men een zeer snelle vertering van al het plantaardige afval. In een stadstuin is de ruimte vaak beperkt, maar veel ruimte hoeft een goede composthoop niet in te nemen. De plaats die we reserveren mag wat uit het zicht liggen, zoals achter wat lage struikjes, maar moet wel gemakkelijk bereikbaar zijn.

Het is namelijk de bedoeling dat al het tuinafval op de composthoop belandt. We moeten plaats reserveren om er 2 composthopen naast elkaar te maken.
De eerste hoop is het materiaal dat al goed verteerd is. De tweede hoop is deze waar we nieuw materiaal op aanbrengen. De composthoop wordt op de tuingrond aangelegd. Het is vanuit die tuingrond dat de micro-organismen, die het werk zullen moeten doen, de compost binnendringen. Deze organismen en ook de wormen, die talrijk in de compost zullen aanwezig zijn, moeten ook terug kunnen naar de tuin.
Op de gladgeharkte grond leggen we een eerste laagje afval, bestaande uit bijvoorbeeld afgevallen bladeren, gemaaide gras, takjes of oude planten. We zorgen ervoor dat er geen stukjes van langer dan 10 cm in steken. Langere stengels zullen we dus in stukjes knippen. Gemaaid gras mengen we met grovere delen, om samenkoeken te voorkomen. Taaie bladeren (kastanje, esdoorn) worden ook gemengd met ander afval. Bij een laagje van zo’n 20 cm strooien we wat kalkpoeder over de hoop uit. Er wordt dan een laagje beendermeel, eventueel vermengd met hoorn- of bloedmeel (Viano) aangebracht (ongeveer 200 g per vierkante tuinafval). Het beendermeel zorgt voor stikstof in de compost. Dan leggen we een centimeter dik laagje aarde bovenop de hoop. Dan herhalen we opnieuw de 4 lagen bovenop de eerste 4 lagen.
De zijkanten van de hoop moeten schuin aflopen om het regenwater te laten aflopen. Als de composthoop 1 tot 1,5 m hoog is, wordt hij afgedekt met een licht- en winddichte laag. Een laagje gemaaid gras kan hiervoor dienstig zijn. De temperatuur in de composthoop begint kort hierna te stijgen en het plantenafval begint goed te verteren. Er blijft een geurige, rulle grond over, die men in de tuin kan uitstrooien. In de zomer duurt dit proces ongeveer 3 maanden. In de winter zal dit iets langer zijn. Zelfgemaakte compost is de beste mest, die we voor de tuin kunnen gebruiken.
Deze compost is rijk aan allerlei sporenelementen en micro-organismen en zal hierdoor de grond rond de plant activeren.
Gekookte resten werpen we niet op de composthoop; deze trekken immers ratten aan. Schillen van aardappelen die met kiemremmende stoffen zijn behandeld mogen er ook niet op omdat die de bacteriewerking aantasten.
De compost wordt in een vingerdikke laag rond de planten gelegd en alleen met wat aarde afgedekt.
Rondom fruitboompjes moet de compostlaag wel wat dikker zijn. Elke herfst een 10 cm dikke schijf rond de fruitbomen zorgt voor minder ziekten en kwalen.  

Combinatieteelten

De combinatie van planten speelt een belangrijke rol bij het welslagen van planten in de tuin. Er zijn plantencombinaties die gunstig op elkaar werken, en er zijn combinaties die ongunstig op elkaar werken. Door hiermee rekening te houden kan men al veel aantastingen door insecten en schimmels voorkomen.

Ook het tijdstip van zaaien speelt een belangrijke rol bij de al dan niet gunstige ontwikkeling van een plant. Er zijn voorjaars- en herfstgroeiers. Er zijn planten die in een bepaalde periode beter niet gezaaid worden, doordat de kans op aantasting dan groot is, of omdat ze anders te snel doorschieten. Voor een groot aantal planten zijn de meest geschikte zaaidata gekend of te raadplegen op sites van biologisch dynamische tuinbouwers die ook nog rekening houden met de stand van de hemellichamen.
Planten die diep wortelen maken de grond doordringbaar voor planten die oppervlakkig wortelen en vormen dus een goede combinatie. Planten die houden van halfschaduw groeien goed naast hoger opgroeiende planten. Soms houdt een bepaalde plant de parasiet van een andere plant op afstand.
Erwten of bonen maken als vlinderbloemigen stikstof vrij.
Soms zijn er planten die elkaar wederzijds gunstig beïnvloeden.
Enkele voorbeelden: sla met prei; knolselder met prei, komkommer met maïs, wortel met ui, ui met rode biet, knoflook met wortel.