Bijenwolf (graafwesp)
 
Philanthus triangulum






De Bijenwolf Philanthus triangulum is een graafwesp met een lengte van 8 tot 17 mm. Deze soort komt van eind mei tot begin oktober voor op open, zandige of lemige plekken, bij voorkeur op steilwanden. Soms wordt het nest gemaakt onder plaveisel in stedelijke gebieden. Het is een warmteminnende soort.

Deze graafwesp heeft een opvallend grote kop. Het achterlijf is geel met zwarte dwarsbanden. De kop draagt een gele tekening die bij het mannetje de vorm van een drietandkroontje aanneemt. Het mannetje is kleiner dan het vrouwtje.

Deze graafwesp jaagt op werksters van de Honingbij Apis mellifera en soms ook in op grondnestelende solitaire bijen, die tijdens het bloembezoek worden gevangen en door een steek worden verlamd bij de zenuwknoop tussen de voorpoten. Het mannetje is kleiner dan het vrouwtje en vaker dan het vrouwtje op bloemen (distels, Boerenwormkruid) te zien.  

De wesp is voorzien van een zeer glad lichaam zodat de angel van de aangevallen bij tijdens de afweer steeds wegglijdt. Het vrouwtje van de Bijenwolf drukt op de maag van de bij tot er nectar uit de zuigsnuit komt en deze kan worden opgelikt. Daarna wordt de bij op de rug gedraaid en wordt ze door de lucht naar het nest gevlogen.

Het nest bevindt zich vaak in zandige terreinen in een steile wand of in de grond. De nestgang kan een lengte hebben van 20 cm tot wel 1 m. Op het einde van de gang bevinden er zich 5 tot 10 broedkamers met een diameter tot 2 cm. Voor het voedsel van de larven worden verlamde, nog levende bijen aangevoerd. De larven overwinteren als ze zijn volgroeid. Ze verpoppen in het voorjaar.

Broedparasitaire dambordvliegen (genus Senotainia) leggen hun larven op Honingbijen, die als prooi door de Bijenwolf worden aangesleept. De vliegen houden de activiteiten van de Bijenwolf nauwlettend in de gaten.    

Ook de dambordvlieg Miltogramma germari parasiteert bij de Bijenwolf.

Als parasieten zijn ook nog bekend de vliegen van de genera Metopia en Sphecapata, zoals de dambordvlieg Sphecapata conica en blaaskopvliegen van het genus Conops.

Een andere parasiet is de Blonde Zandgoudwesp Hedychrum rutilans. Deze goudwesp is een zeldzame soort die van half juni tot half september voorkomt in gebieden waar de belangrijkste gastheer, de Bijenwolf voorkomt. Het ei wordt op de prooi van de Bijenwolf gelegd, voordat deze een tot prooi gemaakte Honingbij in de grond stopt. De wesp dringt ook open en gesloten nesten binnen om een ei af te zetten. De larven van de wesp doden de eieren of larven van de Bijenwolf.