Bijenhotel
 

 

 

 

Het ter beschikking stellen van een bijenhotel, een ingerichte kunstmatige nestelgelegenheid voor wilde bijen, is gunstig voor bovengronds nestelende bijen.

 

Wilde bijen kennen over het algemeen slechts 1 generatie per jaar. De larven zullen zich gedurende één volledig jaar ontwikkelen tot bijen en de winter doorbrengen in het hotel. Pas in het volgende voorjaar zullen de nieuwe bijen te zien zijn. Ze zijn normaal gezien bestand tegen een strenge winter.  

 

Volgende tips kunnen helpen om het bijenhotel zo optimaal mogelijk in te richten:

 

  • Houtschijven en houtblokken worden voorzien van boorgaten. Harde houten balken zonder boorgaten zijn aanvankelijk nog te hard om als nestgelegenheid te fungeren voor soorten die zelf hun nestgangen uitknagen.  
  • Enkele bijensoorten knagen hun eigen nestgangen uit in ongeboorde houtblokken, maar deze moeten dan al in een zekere mate vermolmd zijn. Vermolmd hout kan ook interessant zijn voor andere soorten dan bijen.
  • Gaten van 4 tot 5 mm mogen het talrijkst voorkomen. Andere gaten kunnen variëren van 3 tot 8 mm. Kleinere of grotere gaten trekken nauwelijks bijen. De maximale diepte bedraagt 20 cm. De diepte zelf maakt niet zoveel uit, maar hoe dieper, hoe meer nestcellen de bijen kunnen aanleggen.
  • De schors van houtschijven verwijdert men beter.
  • De boorgaten mogen niet te kort zijn, niet rafelig en niet mul; ze moeten zo glad mogelijk zijn.
  • Boor zoveel mogelijk in overlangs hout, dus dwars op de naden van het hout; dit verlaagt de kans op scheuren aanzienlijk. Men mag met andere woorden de jaarringen van de stammen niet zien. Vaak worden schijven van boomstammen gebruikt, maar deze scheuren snel, omdat er met de naden mee geboord wordt.   
  • Als gaten worden geboord in houten balken met krimpscheuren, dan zullen de nestgangen doorheen deze scheuren lopen. Dit zal zorgen voor inlopend vocht, wat nefast is voor de overleving van de larven.  Gekliefd hout vertoont minder krimpscheuren dan volledig ronde stammen.
  • Het hout dat men gebruikt moet volledig droog zijn bij het boren van gaten. Onvoldoende droog hout zal bij het drogen gemakkelijk scheuren. Via die scheuren dringen schimmels en parasieten gemakkelijk binnen.  
  • Gekliefd hout vertoont minder krimpscheuren bij het drogen dan volledig ronde stammen.
  • Gebruik zoveel mogelijk droog hard loofhout (Eik, Es, Esdoorn, Beuk). De gangen van zacht hout zijn nooit echt glad van binnen.  
  • Hout van Grove Den Pinus sylvestris moet volledig zijn uitgedroogd. Naaldhout is niet echt geschikt aangezien de houtvezels na het boren opnieuw vochtig worden door het hars en zo zorgen voor een rafelige binnenwand.
  • De openingen worden best op de zon gericht (zuid-zuidwest-richting) en beschut tegen regen en wind. Het bijenhotel wordt best in de zon gezet; bijenhotels op het noorden of onder bomen worden niet (of zelden) door bijen gebruikt.  
  • Smalle boomstronkjes moeten ook voorzien worden van geboorde gaten.
  • Eén kant van het boorgat moet volledig afgesloten zijn.
  • Gebruik (holle) plantenstengels met verschillende diameters (Bamboe, Riet, Vlier, Braam, Peen, Venkel, Berenklauw, Klitten, Bijvoet, Brandnetel, Koningskaars, Distels, Gewone Kaardenbol); als de stengels gaan scheuren, dienen ze vervangen te worden.
  • Een bundel stengels kan ook rechtop worden gehangen; sommige bijensoorten zoals de Driedoornige Metselbij Hoplitis tridentata nestelen immers in rechtopstaande structuren (dorre stengels) en maken geen gebruik van liggende stengels.
  • Stengels van Japanse Duizendknoop Fallopia japonica lijken geschikt, maar scheiden giftige stoffen uit en worden dus best niet gebruikt.
  • Gebruik liever geen kartonnen buisjes; deze zijn gemakkelijk te parasiteren en worden gemakkelijk nat.
  • Om vervanging van nestblokken makkelijker te maken, werkt men best met een systeem van uitneembare delen (bijvoorbeeld houten kisten of grote cilinders).  
  • Laat de plantenstengels wat knellen in de houders, zodat mezen en spechten ze minder snel kunnen lospeuteren. Op een bijenhotel mogen best wel predatoren en vogels afkomen. Wenst men dit niet, dan kan een grofmazig gaas, waar bijen nog doorheen kunnen vliegen,  het hotel enigszins beschermen.  
  • Kunststofbuisjes zijn minder geschikt, omdat de inhoud hierin snel gaat schimmelen. Hetzelfde geldt voor glazen buisjes. Deze laatste kunnen wel een belangrijke educatieve waarde hebben (doorzichtig zodat de evolutie van eileg tot verpopping kan worden gevolgd) maar dienen regelmatig vervangen te worden. Glazen buisjes kunnen wel sterk opwarmen zodat hars (soms aanwezig in afsluitprop) of stuifmeel “smelten” zodat de nestgang onbruikbaar wordt.  
  • Bamboestengels worden best in stukken gezaagd met een ijzerzaagje. De lengte van de stukken kan varieren van 8 tot 20 cm.
  • De knopen in bijvoorbeeld bamboestengels fungeren als een natuurlijke afsluiting. Open stengels kunnen worden afgesloten met een beetje klei of een wattenpropje.  
  • Rietstengels moeten beschut worden tegen de regen. Gebruik geen gespleten rietstengels of rietstengels met een rafelig uiteinde. Slordig afgesneden rietstengels bevatten veel splinters. Beschimmelde en verrotte stengels moeten verwijderd worden.
  • Rietstengels mogen ook geen stengelmerg meer bevatten; ze moeten hol zijn en zorgvuldig gesneden worden.    
  • Knip bij bamboe- en rietstengels steeds achter de knoop; zorg dat de stengelwonden niet scheuren.
  • Zorg voor een afdakje tegen instromend regenwater.
  • Bij lemen steilwandjes of leembakjes mogen de gaten niet te dicht bij elkaar worden geboord. Dit verlaagt immers de stabiliteit van de leem. Om te vermijden dat de leem te hard is voor het uitknagen van eigen nestgangen, wordt best een combinatie van leem en traskalk gebruikt.  
  • Rottend hout moet men vervangen.
  • Een dak met Vetkruid-soorten Sedum species kan zorgen voor extra voedsel voor de bijen. Het afdak moet wel waterdicht zijn.
  • Het best plaatst men het hotel op onbegroeid zand, leem of lemig zand, ten voordele van de grondnestelende bijen zoals zandbijen.
  • Snelbouwstenen hebben te grote en ruwe gaten en hebben geen achterkant; deze zijn dus niet geschikt. Bijen vinden steen of beton op zich al niet zo aantrekkelijk als natuurlijke materialen. Deze stenen kunnen hoogstens dienen als steun voor holle plantenstengels en hiermee dus opgevuld worden.
  • Ytongblokken zijn niet geschikt, want ze zijn te waterdoorlatend.  
  • Stenen gangen in bijvoorbeeld terra-cottabalken met een te kleine diamter warmen te snel op, waardoor de larven waarschijnlijk zullen sterven. Nestgangen moeten een diameter van 5 tot 10 mm hebben.
  • Zorg voor weinig beschaduwing.
  • Behandel het bijenhotel niet met verven of vernissen; het is beter periodiek delen te vernieuwen dan giftige stoffen te gebruiken.  
  • De meeste bijensoorten hergebruiken elk jaar het nest. Is er meer dan een jaar geen activiteit te zien rond de nestplaatsen, vervang dan het oude materiaal. Oude gangen kunnen eventueel opnieuw worden uitgeboord.
  • Zorg ervoor dat het bijenhotel stabiel staat of hangt zodat het niet kan schommelen, kantelen of omkeren, zoniet weten de zich ontwikkelende larven niet meer waar zich de voorzijde van het nest bevindt.
  • Bijkomend kan men voorzien in vlinder-openingen (verticale gleuven). De openingen moeten wel voldoende groot zijn, maar niet te groot. Extra materiaal (hooi, houtsnippers) zorgt voor schuilgelegenheid voor de vlinders. Vooral in de wintermaanden worden deze schuilplaatsen gebruikt door adult overwinterende vlinders.  
  • Dakpannen, dennenappels, berkentwijgen, berkenbalkjes, strobalen en bussels stro hebben geen functie voor wilde bijen, maar ze trekken wel andere dieren aan zoals lieveheersbeestjes, gaasvliegen, kevers, spinnen of oorwormen.
  • Niet limitatieve lijst van bijen die van een bijenhotel gebruik maken: Distelbehangersbij, Gehoornde Metselbij, Gewone Tubebij, Rosse Metselbij, Slangenkruidbij, Tronkenbij en Tuinbladsnijder.  
  • Ook andere soorten dan bijen worden regelmatig in en rond een bijenhotel opgemerkt: de goudwespen Chrysis fulgida en Trichrysis cyanea; de graafwespen Crossocerus wesmaeli, Ectemnius continuus en Ectemnius lapidarius, Passaloecus insignis, Pemphredon lugubris, de wesp Ancistrocerus nigricornis; de Kleine Knotswesp, de Franse Veldwesp; de Muurrouwzwever, die parasiteert op metselbijen; de op metselbijen parasiterende vlieg Cacoxenus indagator.
  • Soms wordt een verlaten nestkast ingenomen door een kolonie Boomhommels Bombus hypnorum. Hommelkolonies zijn éénjarig en doorgaans zullen de bevruchte nieuwe koninginnen elk jaar opnieuw een nieuwe nestplaats opzoeken. Wil men toch de nestkast behouden als hommelnestkast, dan verwijderd men de verlaten broedcellen (uit was). Oud nestmateraal (van vogels) mag blijven. Hommels zitten immers graag warm en beschut.   

 

Opmerking:

 

Het helpen van wilde bijen en hen ondersteunen door het aanbod van nestgelegenheid is lovenswaardig, maar het ecologisch belang van deze bijenhotels mag zeker niet overschat worden. Een bijenhotel leent zich uitstekend om (de meer algemene) soorten wilde bijen van nabij te observeren en te leren kennen en kan daarom perfect als educatief middel worden gebruikt.

 

Bijenhotels op zich dragen echter niet bij aan een daadwerkelijke bescherming van wilde bijen. Ze helpen de bedreigde soorten niet echt. Bijenhotels houden ook een vergroot risico in op de verspreiding van een aantal parasieten, die wilde bijenpopulaties in de omgeving sterk kunnen aantasten.

 

De commercialisering en merchandising van deze bijenhotels helpen de wilde bijen niet echt. De kwaliteit van de bijenhotels laat te veel en te vaak te wensen over.   Vooral in de stedelijke gebieden zullen deze bijenhotels waarschijnlijk wel een meerwaarde kunnen bieden, mits er een voldoende aanbod aan voedsel (nectar en stuifmeel) aanwezig is en als gevolg van een gebrek in deze omgeving van voldoende natuurlijke nestgelegenheid voor wilde bijen.

 

Een echte bescherming van wilde bijen zal men beter bieden door het beschermen en inrichten van de normale, natuurlijke leefgebieden, een totaal verbod op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en het zorgen voor een groter voedselaanbod (inheemse bloemen en planten) en natuurlijke nestgelegenheid (zoals onder meer staand en liggend dood hout, holle stengels, open zandplaatsen en plaatsen met een ijle begroeiing en steilwandjes).

 

Bijen zijn uitstekend geholpen als men een (stads)tuin voorziet van de bijenplantenfamilies bij uitstek: composieten, vlinderbloemigen, lipbloemigen, schermbloemigen, kruisbloemigen, klokjesfamilie, ruwbladigen, kaardebolfamilie en rozenfamilie. Vooral de inheemse, enkelvoudige bloemen zullen bijen aantrekken.