Biggenkruidgroefbij
 
Lasioglossum villosulum






De Biggenkruidgroefbij Lasioglossum villosulum vliegt in 2 generaties van april tot en met oktober. De mannetjes vliegen vanaf juli. Het is een algemene soort.   

Deze solitaire bij is zwart gekleurd.

Het vrouwtje heeft een dichte, lichte beharing op tergieten 3 en 4. Het borststuk vertoont op de rugzijde een olie-achtige glans en is voorzien van grove, verspreide stippels.

Het mannetje is wat meer gedrongen, met een vrij kort achterlijf. Ook de antennes zijn tamelijk kort.
De bij meet 6 à 7 mm.

Deze bij bezoekt vooral de bloemen van gele composieten zoals Gewoon Biggenkruid Hypochaeris radicata, Gewone Melkdistel Sonchus oleraceus, Klein Streepzaad Crepis capillaris, Leeuwentand-soorten Leontodon species en Muizenoor Hieracium pilosella.

Het nest wordt ondergronds gebouwd op leemgronden en bodems met verdicht zand. De bij komt vooral voor in bermen met bloemrijke, halfopen vegetatie, langs de rivieren, langs löss-akkers, in leemgroeven en allerlei andere biotopen.  
Alleen bevruchte vrouwtjes overwinteren. Vanaf april tot juli vliegt een eerste generatie mannetjes en vrouwtjes. In de nazomer volgt er een tweede generatie.

Het is een gastheer voor de Grote Spitstandbloedbij Sphecodes puncticeps en waarschijnlijk ook voor de Brede Dwergbloedbij Sphecodes crassus en de Langsprietdwergwespbij Nomada distinguenda.