Bacteriën
 

 

 

 

Bacteriën zijn eencellige, soms in kolonies levende micro-organismen. Een bacterie heeft geen celkern en is dus een prokaryoot. Het erfelijke materiaal ligt in het cytoplasma. Het DNA bestaat meestal uit 1 enkel ringvormig chromosoom, vaak vergezeld van 1 of meer plasmiden, die ook genetische informatie bevatten.

 

Bacteriën kunnen zich snel vermeerderen.

 

Ze kunnen onderling plasmiden uitwisselen (conjugatie) waardoor ze recombineren en dus nieuwe variëteiten doen ontstaan.

 

Het cytoplasma wordt omgeven door een celmembraan. Soms wordt dat celmembraan nog aangevuld met een celwand, met mogelijk ook nog een slijmlaag omheen. Bacteriën met een dikke wand van peptidoglycaan noemt men ook wel Gram-positieve bacteriën; deze met een dunne wand zijn dan de zogenaamde Gram-negatieve bacteriën. Deze laatste zijn zeer vaak ziekteverwekkend. Bacteriën zonder celwand leven compleet parasitair in de cellen van de gastheer.

Bacteriën kunnen voorzien zijn van uitsteeksels (flagellen en/of pili). Ze kunnen bolvormig zijn (kokken), staafvormig (bacillen), kommavormig (vibrionen), spiraalvormig (spirillen) of straalvormig (actinobacteriën).

De meeste bacteriën zijn onschadelijk en soms zelfs noodzakelijk of nuttig voor de gezondheid van mens of dier, bijvoorbeeld de darmbacteriën (zie commensalisme). In de industrie worden ze onder meer aangewend om afval af te breken of bij de medicijnproductie.

 

Heterotrofe bacteriën moeten organische voedingsstoffen opnemen om te kunnen overleven. Wanneer de voedingsstoffen uit een levend wezen wordt gehaald en dit organisme ondervindt daar last van, dan noemt men de bacterie een pathogeen, ziekteverwekker of parasiet.

 

Als de bacterie het voedsel haalt uit dood materiaal, dan wordt de bacterie een saprotroof of saprofiet genoemd. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij het omzetten van complex dood organisch materiaal naar eenvoudige verbindingen die opnieuw door bijvoorbeeld planten kunnen worden opgenomen. Bacteriën spelen een belangrijke rol bij de stikstofkringloop.  

 

Foto-autotrofe bacteriën zijn zelf in staat om organische stoffen te produceren. Cyanobacteriën (ook gekend onder de verwarrende benaming “blauwalgen) zijn bijvoorbeeld foto-autotrofe bacteriën die in het bezit zijn van de kleurstof fycocyanine, waarmee ze door fotosynthese hun energie kunnen verkrijgen. Chemo-autotrofe bacteriën halen de energie uit bepaalde chemische reacties met stoffen uit de omgeving.

 

Bacteriën planten zich voort door binaire deling. De bacterie deelt zich hierbij in 2 cellen zodanig dat de 2 dochtercellen identiek zijn aan de moedercel.

 

Veel bacteriën leven als commensalen samen met mens en dier. Andere bacteriën kunnen bijvoorbeeld bij een ernstige verzwakking of onder bepaalde omstandigheden tot ziekteverschijnselen aanleiding geven; nog andere doen dat zeer geregeld. Bij de stofwisseling van bacteriën kunnen gifstoffen ontstaan, die leiden tot ziekten als cholera, pest of tetanus. Het zijn vooral die bacteriën die normaal niet in of op de mens voorkomen die bij contact op opname vaak of altijd tot ziekten leiden. Bacteriën kunnen zich vaak ongemerkt verspreiden via dragers (vectoren), die er zelf geen last van ondervinden, maar wel de bacterie overdragen via ontlasting, urine, bloed of speeksel.

  

Hieronder volgt een beschrijving van een aantal soorten bacteriën:

 

Actinomyces

 

Actinomyces israelii is een bacterie die via kleine wondjes in de huid terechtkomt en daar abcessen veroorzaakt, gevolgd door onder meer buikpijn, braken, diarree, nachtzweten en gewichtsverlies. Besmetting gebeurt vaak bij het gebruik van Intra Uterine Devices (IUD- “Spiraaltje”).

 

Aeromonas

 

Aeromonas species  zijn staafvormige bacteriën, waarvan de meeste soorten ziekteverwekkend zijn. De belangrijkste pathogene soorten zijn A. hydrophila, A. caviae en A. veronii. Deze bacteriën komen veelvuldig voor in zoete en brakke oppervlaktewateren. Het zijn ziekteverwekkers bij vissen en amfibieën, maar ook zoogdieren en mensen kunnen geïnfecteerd worden via een open wonde of via water of voedsel met een hoge besmettingsgraad. Ook bloedzuigers worden genoemd als mogelijke overbrengers. Ook in drinkwater van de waterleiding kan de bacterie voorkomen.  

Bij kikkers kan een besmetting leiden tot (fatale) inwendige bloedingen. Bij vissen kunnen zweren, staart- en vinrot en sepsis optreden.  Aeromonas kunnen bij de mens leiden tot gastro-enteritis en wondinfecties met of zonder sepsis (bloedvergiftiging). Bij kinderen treedt meestal een acute diarree met dysenterie op; bij volwassenen is de diarree vooral chronisch met cholera-achtige verschijnselen (waterige diarree). Infectie bij een gastheer met een open wonde en een verminderde weerstand kan leiden tot sepsis, waarbij de bacterie zich via de bloedsomloop doorheen het lichaam verspreidt.

 

Agrobacterium

 

De bacterie Agrobacterium tumefaciens veroorzaakt gallen op de stengels en de stammen van Rozen Rosa spp., groenten en bomen. Op de takken en de stam van bomen zijn het grote, houtige zwellingen. De bacterie kan een stukje DNA via een Ti-plasmide in de gastheercel brengen, waarna een soort kanker of gal optreedt. Wetenschappers gebruiken deze Ti-plasmide om ander genetisch materiaal in cellen te brengen, zelfs bij dieren en mensen. Via schorswonden, veroorzaakt door spechten of door snoeiwerken, komt de bacterie het weefsel binnen.

 

Anaplasma

 

Anaplasma species zoals Anaplasma marginale en Anaplasma phagocytophilum wordt overgebracht door teken. Bij besmette runderen kunnen er verschijnselen optreden als stijfheid, koorts, productiedaling en soms abortus.

 

Babesia

Babesia species worden overgebracht door teken. Hun aanwezigheid in het bloed en de lymfen kan leiden tot babesiosis (onder meer met koorts en anemie). Babesia canis komt voor bij honden. De bacterie is zeer pathogeen en kan leiden tot anemie, hemolyse en groeivertraging. Babesia divergens kan bij runderen leiden tot anemie, groeivertraging en hemolyse. Bij paarden kan deze bacterie diarree, hemolyse en groeivertraging veroorzaken.

 

Bacillus

Ter bestrijding van de rupsen van de Eikenprocessierups Thaumetopoea processionae wordt soms een middel op de toppen van de aangetaste bomen gespoten op basis van een bacterie, namelijk Bacillus thuringiensis variëteit aizawai. Deze bacterie produceert in het darmstelsel van de rupsen eiwitkristallen. Bij de afbraak van deze kristallen in het darmkanaal komt een toxine vrij, dat de darmwand van de rupsen aantast. Een uur na de opname van de bacterie stopt de rups met eten, doordat de kaakspieren verlammen. Geïnfecteerde rupsen bewegen zich langzaam, verkleuren en verschrompelen. Twee tot vijf dagen na de bestrijding zijn de rupsen dood. Ze blijven dan met de voorpoten aan de bladeren hangen. De rupsen die overleven tot aan de vervelling worden weggebrand. De sproeistof met bacteriën is enkel werkzaam als de rupsen nog niet te groot zijn.  

 

Bartonella 

 

Bartonella henselae is een bacterie die de kattenkrabziekte veroorzaakt. Katten zijn de dragers van deze bacterie. Ongeveer 20 % van de katten draagt deze bacterie in zich. De bacterie komt in het bloed en speeksel van katten voor, maar ook bij vlooien die katten hebben. Vooral vrouwtjeskatten jonger dan 2 jaar dragen de bacterie bij zich. Als mens kan je besmet raken door een krab, een beet of aanraking met speeksel van een kat. Via de vlooien kunnen ook andere katten worden besmet, waardoor de ziekte wordt verspreid. Een kat kan twee tot twaalf maanden nadat ze zelf besmet is, nog zorgen voor besmettingen.

Bij mensen met een goede weerstand lijdt een infectie meestal niet tot een ernstig ziektebeeld. Ziekteverschijnselen die kunnen optreden zijn kleine knobbeltjes rond de wond, die snel veranderen in blaasjes waarop zich een korst ontwikkelt. Daarna verdwijnen deze weer. Vervolgens kunnen na ongeveer twee weken de lymfeklieren groot en pijnlijk worden (lymfeklierontsteking of lymfadenitis). Er kan een abces gevormd worden. Als het oog in contact is gekomen met de bacterie, kan er een fikse ontsteking van de slijmvliezen rond het oog optreden. In ongeveer een derde van de gevallen gaat de ziekte gepaard met koorts, hoofdpijn en zich algemeen ziek voelen. De ziekte kan in zeer zeldzame gevallen leiden tot een hersenvliesontsteking. Bij personen met een verminderde weerstand verloopt de ziekte meestal ernstiger, bij deze mensen komen vaak knobbeltjes en bloedingen in de huid, lever en milt voor. Ook deze gaan gepaard met koorts en algemeen ziek zijn en kunnen in sommige gevallen leiden tot de dood. Iedereen kan deze ziekte oplopen, maar kinderen en jongvolwassenen met een kat als huisdier vormen de risicogroepen.

 

Blastocystis

 

Blastocystis hominis is een darmparasiet. De bacterie kan voorkomen in de darmen van de mens en er zwellingen en ontstekingen van de darmslijmvliezen veroorzaken. De symptomen van een infectie zijn meestal buikpijn,gewrichtsklachten en jeuk.  

 

Bonamia

 

De Oesterparasiet Bonamia ostreae komt oorspronkelijk uit Californië en werd via oestertransport in de jaren 1970 geëxporteerd naar Europa. Het is een eencellig organisme dat behoort tot de eukaryoten. Dit zijn organismen die wel over een celkern beschikken in tegenstelling tot de bacteriën die geen celkern hebben (prokaryoten). Deze parasiet meet 2 tot micrometer.    

In onze streken verdween de Gewone Oester Ostrea edulis vrijwel volledig als gevolg van deze parasiet. Een infectie met deze bloedcelparasiet veroorzaakt bij de Gewone Oester ontstekingen in het kieuwweefsel en een afbraak van bindweefsel, hetgeen een uitputting van de oester veroorzaakt en na een drietal jaar vrijwel altijd leidt tot de (honger)dood van de oester. In sommige populaties bedraagt de sterfte tot wel 90 %. De Japanse Oester Magallana gigas en de Eetbare Mossel Mytilus edulis blijken resistent te zijn tegen deze parasiet. Deze parasiet wordt meestal aangetroffen in bloedcellen (haematocyten), maar kan ook voorkomen buiten de cellen, bijvoorbeeld rond de kieuwen van de oester. Gewone Oesters in kwekerijen zijn zeer sterk onderhevig aan stressfactoren zoals verplantingen en stockage in bassins, zodat ze extra gevoelig zijn voor infecties met deze parasiet. De infectie van de oesters houdt geen risico in voor de mens bij consumptie.      

 

Borrelia

 

Borrelia burgdorferi is een bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt. De bacterie wordt overgebracht via de beet van een teek, meestal de Schapenteek Ixodes ricinus. Wanneer de gastheren, zoals bijvoorbeeld Bosmuizen, besmet zijn met Borelia burgdorferi, dan worden de larven van de teken ook besmet. Kleine knaagdieren en zangvogels blijken een grote infectiebron van de ziekte. De meeste teken raken geïnfecteerd met de Lyme-bacterie als ze larve zijn. De ziekte van Lyme openbaart zich door een huidinfectie rondom de tekenbeet. Er verschijnt na de tekenbeet soms (niet altijd) een opvallende rode kring op de huid na besmetting. Soms treden er reeds tamelijk vroeg griepachtige symptomen op zoals koorts, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn en gezwollen klieren. De bacterie richt in de bloedbaan van het slachtoffer nare gevolgen aan. Meer dan 30 dagen na de beet kunnen volgende symptomen optreden: vermoeidheid, neurologische problemen, hartproblemen en artritis en een neiging tot flauwvallen. In een aantal (zeer uitzonderlijke) gevallen kan de afloop dodelijk zijn. Maanden tot jaren na de tekenbeet kunnen er nog symptomen optreden als neurologische problemen, huidletsels, verlamming van de gezichtsspieren, dubbelzien, krachtsverlies, tintelingen of hevige pijn in armen of benen en gezwollen gewrichten.

 

Brucella

 

Brucella species zijn bacteriën die voorkomen in het urogenitaal stelsel van runderen, varkens, schapen en geiten en ook honden. Ze veroorzaken de zoönose brucellose. De ziekte wordt overgedragen door opname van besmet voedsel, door direct contact met een geïnfecteerd dier of door het inhaleren van besmette aërosolen.

 

Campylobacter  

 

Campylobacter species zijn spiraalvormige bacteriën die bij pluimvee, vogels, honden, katten, varkens, runderen, knaagdieren, schapen en geiten voorkomen als normale darmbacteriën. Deze bacteriën komen ook voor in ondiep grondwater en oppervlaktewater. Besmetting bij de mens kan gebeuren via besmet voedsel of water of door contact met dieren en faeces van besmette mensen. Een besmetting (campylobacteriose), waarop vooral kinderen van 1 tot 4 jaar een verhoogde kans blijken te hebben, kan leiden tot acute, waterige en soms bloederige diarree met heftige buikkrampen en koorts.  

 

Cardinium

 

Bij mijten van het genus Brevipalpus wordt vastgesteld dat zowel mannetjes als vrouwtjes haploïd zijn. De oorzaak hiervan ligt in de infectie met Cardinium-symbionten. Deze bacteriën feminiseren onbevruchte haploïde eitjes die anders tot mannetjes zouden uitgroeien. Onbevruchte eitjes leveren vrouwtjes op. De mijten planten zich aseksueel voort. Bij dieren hebben vrouwtjes normaal gezien 2 of meer kopieën van elk chromosoom (diploïd). De symbiont is hier in feite een parasiet van de mijten. Op korte of lange termijn zal de gastheer immers als gevolg van de infectie uitsterven.

 

Chlamydophila

 

Chlamydophila psittaci is een bacterie die de zogenaamde papegaaienziekte (chlamydophilose) veroorzaakt. De ziekte wordt overgebracht via vogels, vooral papegaaien. Bij vogels neemt de ziekte de vorm van een intestinale besmetting aan, maar bij de mens leidt ze vaak tot een longontsteking. De ziekte kan bij de mens ook een griepachtig ziektebeeld geven met erge hoofdpijn. De bacterie wordt door vogels uitgescheiden via alle soorten lichaamsvocht, zoals mest, slijm, snot en traanvocht. Doordat de bacterie buiten het dier nog vrij lang kan overleven, komt ze veel voor in het volièrezand.

Chlamyodophila pneumoniae geeft bij jongeren een mild ziektebeeld; bij ouderen een zeer ernstig ziektebeeld. Het is een sterk resistente bacterie. 

 

Clostridium

 

Clostridium botulinum is de veroorzaker van de ziekte botulisme, waaraan vooral vissen en watervogels sterven. Deze bacterie produceert in een anaëroob (zuurstofloos of zeer zuurstofarm) milieu de gifstof botuline. Botuline is zowat het giftigste gif dat men kent. Deze bacterie leeft in het slib van plassen en sloten. Het gif kan zich ook bevinden in niet goed gesteriliseerd en ingemaakt voedsel. Het gif tast de prikkeloverdracht tussen zenuwen en spieren aan. Een microgram botuline kan al fataal zijn voor een mens. De bacterie werkt neurotoxisch en dit zowel op mens als dier. Mensen die slechts een weinig besmet zijn met botulisme zien en spreken moeizaam, hebben minder fut en klagen over slappe spieren.

Vooral het water van ondiepe plassen raakt snel opgewarmd. Hoe warmer het water, hoe minder zuurstof erin is opgelost. Mede als gevolg van de opwarming en van vervuiling verliest het zijn zuurstofgehalte, zodat de bacterie reeds gauw zijn gifstoffen kan produceren. De ziekte treedt vooral op in warme zomers en bij een geringe zuurstofconcentratie in het water. Botulisme dringt door in de gehele kringloop van alles wat in en om het water leeft. Watervogels, vissen, huisdieren, maar ook koeien en bijvoorbeeld muggenlarven kunnen de bacterie binnenkrijgen en weer verspreiden. Het zijn echter vooral wilde vogels, zoals Wilde Eend, Wintertaling en Slobeend die getroffen worden door deze ziekte omdat ze overwegend in ondiep water foerageren. De kadavers van besmette watervogels kunnen het water ernstig verontreinigen.

Clostridium tetani is een bacterie die tetanus veroorzaakt. Deze bacterie komt meestal voor in aarde en straatvuil voorkomt. Deze bacterie komt normaal voor in de darmen van allerlei planteneters zonder dat ze hinder veroorzaakt. De bacterie plant zich voort door de vorming van sporen die zich via de uitwerpselen van deze dieren in de omgeving kunnen verspreiden.

Bij een verwonding kan de bacterie in het lichaam komen en zich daar gaan vermenigvuldigen. De bacterie zelf is niet gevaarlijk voor de mens, maar wel een gifstof (toxine) die ze afscheidt. Deze gifstof blokkeert de werking van bepaalde zenuwen. De bacterie kan ook worden overgedragen via een beet van een dier dat al geïnfecteerd was. De symptomen van deze ziekte zijn in het begin spierstijfheid, vaak in de kaken. Maar later worden de klachten steeds erger en ontstaan er erge spierkrampen. Uiteindelijk kan het zo zijn dat de hart- en/of longspieren verkrampen en tot de dood leiden. Dit kan binnen 6 weken gebeuren. Ook met behandeling is de kans op overlijden nog steeds erg groot (ongeveer 50%). Vooral kinderen worden daarom ingeënt. Door dat inentingsprogramma is tetanus een zeldzame ziekte geworden.

 

Coxiella

 

Coxiella burnetii is een bacterie die de Q-koorts veroorzaakt. De ziekte is zeer besmettelijk. Het is een infectieziekte die van dier op mens kan worden overgedragen. Deze zoönose kan bij bijna alle diersoorten voorkomen, maar voornamelijk bij knaagdieren en huisdieren, zoals runderen, schapen en geiten. Besmetting kan optreden door inademing van besmet stof van stallen, weilanden, ruwe wol en dierenhuiden, door direct contact met besmette dieren en door het nuttigen van besmette rauwe melk of onvoldoende verhitting van besmet vlees. In veel gevallen (zo’n 60%) leidt besmetting niet tot ziekteverschijnselen. Bij de besmettingen die wel leiden tot ziekteverschijnselen gaat het voornamelijk om griepachtige verschijnselen, zoals koorts, hevige hoofdpijn, koude rillingen, zweten, spierpijn, misselijkheid en braken, diarree of een verlaagde hartslag. Na één tot twee weken treedt meestal herstel op. Bij een chronische infectie kunnen deze symptomen tot tien jaar na de eerste oorzakelijke infectie optreden. De Q-koorts kan worden behandeld met antibiotica. Om Q-koorts te voorkomen is hygiëne erg belangrijk en worden best geen rauwe melk(producten) geconsumeerd. In Vlaanderen en Nederland komt de ziekte slechts in beperkte mate voor.

 

Corynebacterium

 

Corynebacterium diphteriae is verantwoordelijk voor de infectieziekte difterie. Bij geïnfecteerde personen bevindt de bacterie zich in de mond, neus, keel of huid. De bacterie produceert onder bepaalde omstandigheden gifstoffen, die vervoerd worden door het bloed en ernstige schade toebrengen aan weefsels. De mens is de enige gastheer. Door vaccinatiecampagnes komt de ziekte in Europa nog zelden voor.    

Corynebacterium minutissimum veroorzaakt huidaandoeningen.

 

Cryptosporidium

 

Cryptosporidium-bacteriën veroorzaken cryptosporidiose. Deze bacterïën vermeerderen zich in de dikke darm, waarbij ze oöcysten vormen (kleine eitjes). Deze worden vervolgens uitgescheiden in de ontlasting en komen zo in de omgeving terecht (oppervlaktewater, mest, besmet drinkwater). Vervolgens ondergaan de oöcysten enkele veranderingen waardoor ze besmettelijk worden en tot ziekte kunnen leiden bij opname door andere mensen via de mond. Vooral kinderen en mensen met een verminderde weerstand vormen een extra gevoelige groep. De symptomen bij de mens zijn een algehele malaise, hevige buikkrampen met diarree, braken en misselijkheid en lichte koorts. Deze bacterie kan ook bij dieren, vooral jonge dieren, zoals kalveren, lammeren, veulens, pups en kittens leiden tot diarree en groeiverlies.

 

Cyclospora

 

Cyclospora species zijn bacteriën die zich vestigen in de dikke darm van de mens en cyclosporiasis veroorzaken. De besmetting vindt plaats via slecht gewassen fruit en groenten of via water. De opname gebeurt via de mond. Een overdracht van mens op mens is niet mogelijk. Het parasitaire stadium dat zorgt voor de besmetting moet minstens 2 weken in het milieu uitrijpen. Na opname via de mond vestigt de parasiet zich in de wand van de dunne darm. Daar vermenigvuldigt de parasiet zich en vormt stadia die met de ontlasting de darm verlaten. Na rijping in het milieu worden deze stadia infectieus voor de mens. De aandoening leidt tot een langdurige diarree (1 tot 3 maand).

 

Cylindrospermopsis

 

Cylindrospermopsis raciborskii  is een cyanobacterie (blauwalg) afkomstig van warmere streken die naar het noorden oprukt. Het s een invasief en schadelijk microwier. Het is een toxische cyanobacterie waarvan in 2009 in Vlaanderen bloei werd vastgesteld in een aantal plassen en vijvers. Bij dergelijke algenbloei wordt dikwijls een drijflaag van algen aan het wateroppervlak zichtbaar. Bloeivorming van cyanobacteriën gaat dikwijls gepaard met het afscheiden van cyanotoxines, specifieke gifstoffen die voornamelijk effecten hebben op de huid, de lever en het zenuwstelsel. Deze soort behoort tot de draadvormige cyanobacteriën, waarvan ook een aantal andere soorten in onze streken regelmatig tot bloei overgaan.  De filamentjes van deze soort zijn kort, recht tot gekruld en bevatten dikwijls een terminale, meervormige heterocyt, een orgaantje waarmee ze in staat zijn om stikstof uit de lucht op te nemen en om te zetten tot een gemakkelijk opneembare vorm. Soms kunnen ook akineten, een soort rustsporen waarmee ongunstige levensomstandigheden worden overbrugd, aangetroffen worden tussen de gewone cellen.

De soort is in staat om een gifstof te produceren, cylindrospermopsine, die schade kan veroorzaken aan de lever en de nieren. Giftige bloeien van deze soort werden reeds in verband gebracht met sterfte onder vee, maar ook met ernstige ziekteverschijnselen bij de mens. Van oorsprong komt deze soort voor in tropische tot subtropische meren en waterlopen, maar recent wordt deze cyanobacterie meer en meer in de gematigde klimaatzone waargenomen. De verschijning van deze soort in onze streken wordt in verband gebracht met eutrofiëring en klimaatverandering.

 

Cystoisospora

 

Cystoisospora species kunnen bij pups en kittens coccidiose (diarree) veroorzaken.

 

Dientamoebe

 

Dientamoebe fragilis is een vaak voorkomende parasiet in de dunne darm bij de mens. Deze amoebe maakt geen cysten en sterft buiten het menselijk lichaam. De klachten zijn uiteenlopend. Meestal gaat de besmetting gepaard met een diarree. Besmetting gebeurt in sommige gevallen via de Aarsmade. De amoebe komt ook vaak samen voor met Blastocystis hominis.  

 

Eimeria

 

Eimeria species zijn bacteriën die in het darmkanaal bij runderen, schapen, geiten, (in mindere mate) varkens, gevogelte en konijnen de ziekte coccidiose kunnen veroorzaken. Bij besmette dieren wordt onder meer diarree, anemie en groeivertraging vastgesteld.

 

Entamoeba

 

Entamoeba hystolytica is een ziekteverwekkende eencellige parasiet in de menselijke darmen. Een infectie kan amoebiasis veroorzaken. De ziekte komt vooral voor als gevolg van gebrekkige sanitaire voorzieningen. Besmetting kan optreden via verontreinigd water of voedsel of via faeco-orale besmetting. Eén van de voornaamste kenmerken van deze bacterie is dat ze rode bloedcellen (erytrocyten) doodt. Besmetting kan onder meer aanleiding geven tot acute diarree en colitis. De verwante bacterie Entamoeba coli is een onschuldige commensaal levende amoebe in de menselijke darmen.

 

Erysepelothrix

 

Erysipelothrix rhusiopathiae veroorzaakt de zogenaamde vlekziekte (erysipoloid). Deze bacterie komt bij vrijwel alle diersoorten voor, ook bij vogels, vissen, schelp- en schaaldieren en reptielen. Maar de ziekte is vooral bekend bij varkens. Men kan besmet worden met de bacterie via wondjes in de huid of via de mond bij contact met dieren die de ziekte dragen. Maar het kan ook via voedsel, vooral voedsel van varkens en vissen. Men ontwikkelt niet altijd een ziektebeeld.  Als de wonde begint te jeuken of er ontstaat rond de wonde een branderig gevoel dan kan het zijn dat u de vlekziekte hebt opgelopen. Later kan de huid ook opgezwollen en pijnlijk worden. De ziekte is wel goed behandelbaar en is niet erg gevaarlijk. Ter preventie is het verstandig om als u wondjes hebt of oploopt bij het contact met dieren, deze daarna goed schoon te maken. Bij het behandelen van slachtmateriaal worden best handschoenen gedragen.

 

Escherischia

 

Escherischia coli is normaal gezien een nuttige en voor de spijsvertering noodzakelijke staafvormige bacterie die voorkomt in de dikke darm van homoiotherme dieren zoals zoogdieren. Als de bacterie bijvoorbeeld bij een perforatie van de darm op de verkeerde plaats terechtkomt, kan ze wel gevaar opleveren. Als de anders steriele buikholte besmet raakt met deze darmbacteriën kan dit leiden tot buikvliesontsteking (peritonitis), een ernstige en levensbedreigende ziekte. Een besmetting van de urinebuis kan leiden tot een blaasontsteking.

Enterohaemorrhagische Escherichia coli (EHEC) zijn alle types ziekmakende coli-bacteriën die kunnen leiden tot diarree gemengd met bloed. De darm wordt aangetast waarbij een bloederige ontlasting wordt geproduceerd. Sommige ziekmakende coli-bacteriën kunnen toxinen produceren, zoals de Shiga toxine producerende coli-bacteriën (STEC). Deze STEC-bacteriën komen in diverse vormen voor. Een infectie kan leiden tot voedselvergiftiging. De eerste tekenen worden meestal na 3 tot 4 dagen opgemerkt. Mensen krijgen last van buikkramp, soms met bloederige diarree. Deze verschijnselen kunnen een aantal dagen aanhouden. Bij kinderen tot 5 jaar of mensen met een hoge leeftijd kunnen de gevolgen van de infectie ernstig zijn; naast een bloederige dikkedarmontsteking kan een infectie in 5 tot 15 % van de gevallen leiden tot problemen met bloedafbraak en tot aantasting van de nierfunctie. Vaak worden infecties met STEC veroorzaakt door consumptie van onvoldoende verhit vlees, door het drinken van ongepasteuriseerde melk, door te zwemmen in met coli-bacteriën vervuild water of bij een bezoek aan (kinder-)boerderijen. De bacterie komt namelijk voor in de darmen van vooral runderen en schapen. Er kan een contaminatie optreden bij de bereiding van vlees. Ook kan er besmetting plaatsvinden via de mest van runderen of schapen.

Preventief kan men zich afschermen van mogelijke contaminatiebronnen, zoals dierlijke mest, door middel van laarzen, handschoenen en een overall. Bij voedsel kunt u besmetting voorkomen door goed verwerkt, bewaard en bereid voedsel te gebruiken. Ook door het voedsel voldoende te verhitten en door in het algemeen voldoende hygiënische maatregelen te nemen.

Gemuteerde vormen (als gevolg dus van een natuurlijke wijziging van het DNA) van Escherischia coli kunnen onder meer leiden tot botontsteking (osteomyelitis). De variant E. coli 0157:H7 kan men innemen via niet goed doorbakken vlees. De variant kan leiden tot het hemolytisch-uremisch syndroom (HUS), dat men ook wel “hamburger disease” noemt. Ook de zogenaamde serotypevariaties van E. coli zoals EHEC, ETEC, EIEC, EAEC en EPEC zijn pathogeen.

 

Fytoplasma’s

 

Fytoplasma’s zijn bacteriën zonder celwand. Ze parasiteren het floëem van planten. Wetenschappers (John Innes Centre; Wageningen UR) toonden aan dat fytoplasma’s in staat zijn om planten zoals tomaat en aardbei zo te manipuleren dat ze meer bladeren produceren in plaats van bloemen. Hierdoor kunnen de bacteriën zich makkelijker naar andere planten verspreiden via de gastheer-insecten, die zich op de bladeren voeden met plantensap. De bacteriën breken de specifieke planteiwitten die zorgen voor de voortplanting af. Het resultaat is een plant die geen bloemen meer aanmaakt, maar alleen maar bladeren. Zelfs bestaande bloemen veranderen in bladeren. De plantparasieten zijn zowel afhankelijk van dwergcicaden, de insecten die voor hun verspreiding moeten zorgen, als van de planten waarop de dwergcicaden leven. De parasiet zet de plant aan tot het omzetten van bloemen in bladweefsel, waardoor de plant steriel wordt en zich dus niet meer kan vermeerderen.

De plant wordt daarmee een zombieplant zonder toekomst, waarbij de plant alleen nog als voedsel voor de dwergcicaden kan dienen en daarmee de verspreiding en  het voortbestaan van de bacteriën bevordert. Wanneer dwergcicaden van planten eten waar de bacterie in zit, koloniseren de bacteriën de insecten waarbij ze in de speekselklieren terecht komen. Als het insect tijdens het eten speeksel op een andere plant achterlaat, kunnen de bacteriën zich naar de nieuwe plant verspreiden. De bacteriën gaan vervolgens aan de slag om de plant aantrekkelijker te maken voor de cicaden. De “aangetaste” planten bereiken het stadium van voortplanting niet, maar blijven doorgroeien en leven langer. Zo krijgen de parasieten een vrijwel onbeperkt buffet. De fytoplasma’s zijn weinig kieskeurig, noch wat de plant betreft, noch wat hun gastheer-insect betreft. Het insect waarin ze meeliften bepaalt het menu. Dat kan onder meer koolzaad, tomaat, aardappel, wortel, appel, limoen of aardbei zijn.   

 

Giardia

 

Giardia species zijn parasitaire bacteriën die bij runderen (vooral kalveren), schapen (vooral lammeren) en gevogelte in het darmstelsel aanleiding kunnen geven tot diarree en groeivertraging. Giardia intestinalis kan bij honden en katten dezelfde problemen veroorzaken. Bij de mens kan Giardia lamblia leiden tot een aandoening van dunne darm (giardiasis), chronische vermoeidheid, astma en constipatie. Na infectie via de mond komt de parasiet via de slokdarm en de maag in de dunne darm terecht, waar de bacterie zich vermenigvuldigt en vasthecht aan het darmslijmvlies. In de dunne darm worden door de parasiet cysten gevormd die met de faeces worden uitgescheiden. De cyste overleeft buiten het menselijk lichaam en kan andere personen infecteren. Zodra een cyste wordt opgenomen, bijvoorbeeld na het eten of drinken van besmet water of na het zwemmen in besmet water, ontwikkelt de cyste zich opnieuw tot een parasiet. Vooral kinderen tot 5 jaar (crèches) zijn gevoelig voor gewichtsverlies en ijzergebrek met bloedarmoede tot gevolg.

 

Histomonas

 

Histomonas meleagridis is een parasitaire bacterie die bij gevogelte een ernstige ontsteking van de lever en de dikke darm kan veroorzaken.  Deze ziekte (histomoniasis) zal vooral voorkomen bij vogels die over een uitloop beschikken. Deze parasiet heeft een directe levenscyclus zonder tussengastheer. De aangetaste dieren scheiden infectieuze flagellaire stadia van de parasiet uit in de mest. De overlevingstijd van deze stadia is echter zeer kort (maximum een aantal uur) en bovendien zijn ze niet in staat om de zuurtegraad van de maag te overleven indien ze opgegeten worden. Directe overdracht is dus zeer inefficiënt voor de parasiet en dus van weinig belang. De overdracht van dier op dier gebeurt steeds door tussenkomst van een vector, de worm Heterakis gallinarum.

Histomonas is dus in staat om wormen die in de dikke darm leven te besmetten. Deze wormen produceren vervolgens een massa eieren met daarin de infectieuze stadia van Histomonas. Op deze manier is de overlevingstijd verlengd van enkele uren tot enkele jaren. De vogel, die eindgastheer is, besmet zich dus door het opeten van besmette wormeitjes, die wel de maag kunnen passeren. Pas in de darm komt de bacterie weer vrij. Het feit dat Heterakis gallinarum een parasiet is van gevogelte vormt dus een zeer gunstige situatie voor Histomonas. Kippen vormen vaak een reservoir. Daarbij komt nog dat ook regenwormen, insecten en wilde vogels zowel Heterakis als Histomonas kunnen doorgeven. Histomonas dringt in de darmwand waardoor deze verdikt. Daarna ontstaan darmzweren die leiden tot een ernstige darmontsteking en soms ook tot een buikvliesontsteking. Via de bloedvaten komt de parasiet ook in de lever, waardoor er een leverontsteking ontstaat waarbij heel wat levercellen afsterven. Vooral jonge vogels zijn extra gevoelig.

 

Isospora

 

Isospora species kunnen in het darmkanaal van varkens, honden en katten aanleiding geven tot diarree en groeivertraging (coccidiose). Isospora belli kan bij de mens aanleiding geven tot acute diarree.    

 

Klebsiella

 

Klebsiella pneumoniae komt bij de mens voor in de mond, de darmen en op de huid. De bacterie slaat vooral toe bij mensen met een verminderde weerstand. Deze bacterie heeft een multi-resistente en dus zeer gevaarlijke variant namelijk KlebsiellaOxa-48.

 

Legionella

 

Legionella pneumophila is een bacterie die een griepachtige ziektebeeld en ook de zogenaamde veteranenziekte veroorzaakt. De veteranenziekte is een zeer ernstige longontsteking die dodelijk kan zijn.

Stagnerend water en een watertemperatuur tussen 20 ° en 50 °C bevorderen de groei. De bacterie kan via warmwatercircuits worden verspreid door verneveling.

 

Leishmania

 

Leishmania donovani is een bacterie die bij honden de ziekte Leishmaniose kan veroorzaken. Deze ziekte wordt door zandvliegen (genera Lutzomyia en Phlebotomus) overgebracht. Deze zandvliegjes komen (nog) alleen maar voor rondom de Middellandse Zee. De parasiet nestelt zich in verschillende plekken in het lichaam, met name in het beenmerg en lymfeknopen van de hond.  Via een beet van de (vrouwelijke) zandvlieg komt de parasiet in het bloed van de hond terecht. Sommige honden krijgen de ziekte heel kort na de infectie, bij anderen is het hun hele leven aanwezig, zonder ooit klachten te hebben. De parasiet kan zich inkapselen in milt en lever, maar ook in beenmerg en/of lymfeklieren. Maanden tot jaren later kan de ziekte "wakker " worden en gaat de hond pas symptomen vertonen. Of en wanneer de ziekte actief wordt hangt af van de individuele afweer van de honden.  De ziekte kan bij honden leiden tot anemie, lymphadenopathie, dermatitis en groeivertraging. Ook mensen met een verlaagd immuunsysteem - zoals HIV patiënten - hebben wel een verhoogd risico om zelf Leishmaniasis te ontwikkelen als ze gestoken zijn door een zandvlieg in risicogebieden.

 

Leptospira

 

Leptospira species kunnen een ziekte veroorzaken die gekend is als de Ziekte van Weil of de Melkerskoorts. Het is een verzamelnaam voor meerdere ziektebeelden. Er zijn verschillende typen van de bacterie Leptospira die ieder voor zich een bepaalde ziekte veroorzaken, ieder met hun eigen gastheer. De meest voorkomende soorten zijn Leptospira interrogans en Leptospira borgpetersenii. Vooral de Bruine Rat kan de ziekte van Weil veroorzaken bij de mens. Runderen kunnen melkerskoorts bij de mens veroorzaken.

Deze bacterie, die geen ziekteverschijnselen bij de gastheren veroorzaakt, wordt uitgescheiden via de urine. Zo kan de bacterie binnen enkele weken tot enkele jaren met de urine worden uitgescheiden en de omgeving besmetten. De leptospiren kunnen het lichaam binnenkomen via sneetjes in de huid en schaafplekken en via de slijmvliezen van de ogen, neus en mond. Mensen raken vaak besmet door de opspattende urine van runderen in een melkstal (melkerskoorts). Er kan ook besmetting optreden door in contact te komen met vochtige planten, modder of door te zwemmen in wateren waarin ratten leven. In deze wateren vindt vaak besmetting plaats, als de omstandigheden van de bacterie gunstig zijn, namelijk lauw en weinig stromend water. Niet alleen mensen, maar ook honden kunnen besmet raken door het zwemmen in open lucht, door het likken aan elkaars genitaliën of door het oplikken van urine.

De incubatietijd is ongeveer 1 tot 3 weken. De symptomen zijn meestal griepachtige verschijnselen, zoals koorts, spierpijn, hoofdpijn, overgevoeligheid voor licht, misselijkheid en braken. In ernstige gevallen kan de ziekte leiden tot verstoringen in de functies van de levers de nieren, acute hartproblemen of er treedt hersenvliesontsteking op. De infectie melkerskoorts verloopt minder ernstig dan een besmetting met een andere Leptospira. De ziekte van Weil (veroorzaakt door ratten en muizen) geeft ernstige ziekteverschijnselen en tot 20% van de gevallen heeft deze ziekte een dodelijke afloop als de behandeling niet tijdig wordt gestart.

De infectie wordt behandeld met antibiotica. Ter preventie van deze ziekte kan men beter het contact met ratten vermijden, niet zwemmen in lauw, stilstaand water, het contact met urine van runderen vermijden en geen rauwe melk consumeren.

 

Microsporidia

 

Aziatische Lieveheersbeestjes Harmonia axyridis doen zich vaak te goed aan de eitjes en larven van andere lieveheersbeestjes. Maar in het omgekeerde geval sterven inheemse lieveheersbeestjes als ze de eitjes en larven van Aziatische Lieveheersbeestjes opeten. De lichaamsvloeistof van Aziatische Lieveheersbeestjes bevat microsporidia, dit zijn eencellige parasieten, nauw verwant aan schimmels. Deze parasieten bevinden zich in een rusttoestand en de Aziatische kevers hebben er geen last van. In het lichaam van inheemse soorten ontwaken de microsporidia uit hun rusttoestand. Ze worden actief en doden uiteindelijk hun nieuwe gastheer.     

 

Moraxella

 

Moraxella bovis is een bacterie die “pinkeye” veroorzaakt bij koeien. Het is een besmettelijke vorm van oogontsteking bij koeien die wordt overgebracht door de Herfstvlieg Musca autumnalis.

 

Mycobacterium

 

Mycobacterium species veroorzaken tuberculose (TBC) en lepra.

Mycobacterium avium veroorzaakt longontsteking, vooral bij mensen met immuunstoornissen.

Mycobacterium tuberculosis is de bacterie die tuberculose bij de mens veroorzaakt. De bacterie wordt in het lichaam ingesloten door afweercellen, maar weet daarin te overleven en zich te vermeerderen.

Mycobacterium bovis veroorzaakt rundertuberculose bij rundvee, maar ook de mens kan er ziek vn worden. De bacterie is in staat om de meeste warmbloedige gewervelde dieren te infecteren. De verspreiding van dier (meestal koe) naar mens verloopt meestal vai geïnfecteerde, niet-gepasteuriseerde melk. De verspreiding onder dieren gebeurt via inademing van uitgehoeste aërosolen.  

Mycobacterium leprae is de veroorzaker van de ziekte lepra.

 

Mycoplasma’s

 

Mycoplasma’s zijn bacteriën zonder celwand. Het zijn ziekteverwekkers bij dieren (mycoplasmose). Bekende ziekteverwekkende soorten bij de mens zijn Mycoplasma fermentans, Mycoplasma genitalium, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae. Mycoplasma pneumoniae veroorzaakt een mild, griepachtig ziektebeeld.

 

Naegleria

 

De amoebe Naegleria fowleri is een warmteminnend, vrijlevend micro-organisme dat leeft in meren, plassen, rivieren en warme bronnen. De soort neemt in aantal toe als de temperatuur stijgt. De amoebe kan voorkomen in 2 stadia: het cystestadium, waarin het organisme bolvormig is en goed bestand is tegen wisselende omgevingsfactoren en het zogenaamde trofozoïete stadium, waarin het organisme bacteriën eet, zich enigszins voortbeweegt en zich voortplant door deling. Het is dit laatste stadium dat gevaarlijk is voor de mens. De amoebe kan bij zwemmers het menselijk lichaam binnendringen via de neus, waar het via de zenuwen van het reukzintuig het centraal zenuwstelsel binnendringt. De amoebe eet zich door middel van fagocytose (eten van cellen) een weg doorheen het zenuwstelsel en vreet van de hersencellen. Na ongeveer 15 dagen treden hoofdpijn, misselijkheid, koorts en duizeligheid op, gevolgd door ernstiger symptomen als verwardheid, concentratieproblemen, evenwichtsstoornissen, beroertes en hallucinaties eindigend met de dood. Aangetaste personen hebben minder dan 1% overlevingskans. Zwemmen in water dat bijvoorbeeld wordt opgewarmd door geloosd koelwater houdt een ernstig risico in op besmetting met deze amoebe.     

 

Neospora

 

Neospora caninum is een ziektekiem die miskramen bij koeien kan veroorzaken. Daarnaast kan de infectie ook vroege embryonale sterfte en steen- of mummievruchten veroorzaken. De infectie kan gebeuren van koe naar kalf tijdens de dracht  of na de geboorte van hond naar rund. De hond fungeert als eindgastheer en scheidt via zijn uitwerpselen onvolledig ontwikkelde eicellen (oöcyten) uit van de parasiet. Runderen nemen die oöcyten oraal op als tussengastheer.

Deze ziektekiem kan door honden op runderen worden overgedragen. Men heeft wetenschappelijk nog niet kunnen aantonen dat ook andere diersoorten zoals de Vos overbrenger zou zijn van deze eencellige parasiet. Neospora wordt vooral overgebracht door de Canis-soorten. De Vos is een Vulpes-soort. Bij de klassieke jachtpartijen waarbij jachthonden door de weiden met runderen lopen, is er een groot risico op overdracht tussen hond en rund.

 

Nosema ceranae

 

Nosema ceranae is een eencellige die afkomstig is van de Indische Bij. Deze ziekteverwekker tast het epitheelweefsel van de middendarm van Honingbijen en ook hommels aantast. Door deze aantasting kunnen de dieren geen voedsel meer opnemen en volgt vroegtijdige sterfte.

 

Plasmodium

 

Plasmodium species, vooral Plasmodium vivax, Plasmodium falciparum, Plasmodium ovale en Plasmodium malariae zijn veroorzakers van de ziekte malaria. In West-Europa komt deze ziekte nog slechts weinig voor en dan gaat het vooral om vanuit het buitenland (tropen) geïmporteerde malaria. Malaria is nochtans geen tropenziekte. De parasiet kwam vroeger ook voor in Nederland en Vlaanderen. Pas in de jaren 1950 en 1960 werd de ziekte teruggedrongen tot in de tropengordel. De laatste jaren duikt de ziekte weer op in Europa, deels als gevolg van klimaatverandering, maar ook als een gevolg van de toenemende globalisering.

De bacteriën worden overgebracht door muggen.

Bij het steken brengt een besmette mug (van het genus Anopheles) speeksel met de malariaparasieten in de huid van de mens. Via de huid dringen de parasieten, die in dit stadium sporozoïeten heten, door tot in de bloedstroom. De sporozoïeten dringen cellen van de lever binnen en vormen daar merozoïeten. Deze merozoïeten komen opnieuw in de bloedsomloop terecht. Ze dringen de rode bloedcellen binnen en veranderen daar in òf mannelijke gametocyten, die meer merozoïeten kunnen produceren, òf vrouwelijke gametocyten, die een tweede mug samen met het bloed kan opzuigen. Deze gametocyten vormen oocysten, na bevruchting in de maag van de mug. In de oocysten ontwikkelen zich duizenden sporozoïeten, die naar de speekselklieren van de mug migreren als de oocysten open springen. Deze sporozoïeten kunnen vervolgens weer een mens infecteren. Men noemt deze bacteriën ook soms “sporendiertjes” omdat ze zich voortplanten door middel van sporen en zich met een zweephaartje kunnen voortbewegen. Zolang de sporozoïeten de speekselklieren van de mug nog niet hebben bereikt, maakt de parasiet de gastheer minder “bloeddorstig”, want het risico om vroegtijdig met de mug te sterven wanneer een mens de mug bijvoorbeeld doodmept, is dan te groot. Eenmaal echter in de speekselklieren draait de bacterie het gedrag van de mug om, zodat de mug roekeloos én bloeddorstig wordt, meer mensen opzoekt en ook nog steekt als de mug reeds vol bloed zit. De bacterie heeft dan meer kans om zijn cyclus verder te zetten, ook al gaat de mug ten onder.     

Behalve door een muggensteek is een infectie ook mogelijk na een bloedtransfusie of via besmette naalden. Plasmodium vivax en Plasmodium ovale kunnen enige tijd in de levercellen blijven zodat er met tussenpozen nog volwassen parasieten in de bloedbaan vrijkomen en de koortsaanvallen regelmatig terugkeren.   

Van de ongeveer 200 bekende Plasmodium-soorten kan ongeveer 5 % de mens infecteren; andere soorten richten zich op knaagdieren, reptielen en vogels.

Een probleem bij de bestrijding van malaria is dat zowel de muggen als de bacteriën resistentie ontwikkelen; de muggen tegen chemische bestrijdingsmiddelen, de bacteriën tegen malariamedicijnen zals artemisinine en chloroquine.  

 

Pneumokokken

 

Pneumokokken zijn bacteriën die normale bewoners zijn van de bovenste luchtwegen bij de mens. Ze kunnen longontsteking veroorzaken, meestal als complicatie bij een virusinfectie van de bovenste luchtwegen. Deze bacteriën kunnen ook middenoorontsteking (otitis), een algemene bloedvergiftiging (sepsis) en hersenvliesontsteking veroorzaken.

 

Pseudomonas

 

Pseudomonas species kunnen planten- en dierziekten veroorzaken. Pseudomonas syringae spp. savastanoi veroorzaakt de zogenaamde essenbastwoekerziekte, die zorgt voor enorme woekeringen van de bast en een boom vol littekens waardoor de boom ernstig verzwakt.  

Pseudomonas juglandis is een bacteriebrand op Walnoot Juglans regia, te herkennen aan zwarte vlekken op bladeren en bolsters, een aantasting van scheuten, afvallende bladeren en een verschimmeling van de noten.

Pseudomonas aeruginosa is een schadelijke ziekenhuisbacterie.  

 

Rickettsia

 

Rickettsia prowzekiie is een bacterie die de vlektyfus veroorzaakt. Er gebeurt overdracht van de tyfus door besmetting van de bijtplek met doodgedrukte individuen of uitwerpselen van de Klerenluis Pediculus humanus corporis.  Tot het einde van de Tweede Wereldoorlog vielen er miljoenen doden tijdens oorlogen en onder vluchtelingen. Door verbeterde hygiëne komt deze soort nog zelden voor. Sedert kort is deze soort de laatste decennia aan het terugkeren, volgens sommigen via immigranten uit Oost-Europa, het Midden-Oosten en mensen die onder slechte hygiënische omstandigheden leven (2016).   

 

Salmonella

 

Salmonella species zijn bacteriën die salmonellose veroorzaken. De bacterie Salmonella enterica (met verschillende ondersoorten en serotypes) kan zowel bij wilde als tamme zoogdieren en vogels voorkomen. Besmetting vindt in de meeste gevallen oraal plaats, door het eten van besmet voedsel (eieren, kip of vlees en rauwe groenten en fruit). Een klein deel van de besmettingen vindt plaats door direct contact.

Eén à twee dagen na de infectie ontstaat een acute darmontsteking. Daarnaast zijn koorts, diarree (soms met bloed) en buikkrampen vaak ziekteverschijnselen. De verschijnselen duren ongeveer één week. In uitzonderlijke gevallen kunnen complicaties ontstaan, zoals longontstekingen, gewrichtsontstekingen, abcessen in allerlei organen, nierfalen, sepsis (bloedvergiftiging) en shock. Meestal is er geen behandeling nodig, zolang er maar geen uitdrogingsverschijnselen optreden. In geval van complicaties wordt er wel behandeld met antibiotica. Om salmonellose te voorkomen is met name een goede hygiëne zeer belangrijk, zowel in de keuken als in de omgang met dieren.

Salmonella bongori veroorzaakt ook salmonellose, maar den vooral bij reptielen.

 

Staphylococcus

 

Staphylococcus aureus kan longontsteking veroorzaken, vooral in ziekenhuizen. Deze bacterie kan zich ook als een ernstige complicatie bij griep ontwikkelen. De meticillineresistente stafylokok (MRSA) is resistent tegen de meeste antibiotica.

 

Streptobacillus

 

Streptobacillus moniliformis is een bacterie die via overdracht door ratten de rattenbeetziekte veroorzaakt. De bacterie is trouwens meestal ook aanwezig in andere knaagdieren zoals muizen, cavia’s, eekhoorns en dieren die knaagdieren eten, zoals katten, honden en varkens. Maar de besmetting vindt in de meeste gevallen plaats na een rattenbeet of een verwonding door een rat, door het in contact komen met de urine, ontlasting of speeksel van besmette knaagdieren of door contact met dieren die op ratten jagen.

Binnen tien dagen na de besmetting treden de eerste verschijnselen op: koude rillingen, hoofdpijn, braken, gewrichts- en spierpijn. Enkele dagen later krijgt de patiënt ook te maken met huiduitslag op de handpalmen, voetzolen, armen en benen. Deze kan men herkennen aan de rode plekken die op de huid ontstaan. In het laatste stadia van de ziekte kunnen de gewrichten ontstoken raken, vooral de knie, enkels, heupen, schouders en ellebogen. Ten slotte is bij kinderen diarree en gewichtsverlies gemeld. De infectie wordt behandeld met antibiotica. Preventief dient men de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de omgang met dieren en vooral proberen om een rattenbeet te vermijden.

 

Toxoplasma

 

Toxoplasma gondii, een eencellige endoparasiet, veroorzaakt toxoplasmose, ook “kattenziekte” genoemd.

In West-Europa is 50 tot 60 % van de volwassen bevolking geïnfecteerd of geïnfecteerd geweest, maar er ontstaat slechts zelden een ernstige ziekte. Katten zijn wat men noemt de gastheren van deze parasiet. Toxoplasmose verspreidt zich dan ook vooral via katten, meer in het bijzonder via hun uitwerpselen. De kat is de eindgastheer van Toxoplasma gondii.

Kleine zoogdieren, vogels, vossen, varkens, schapen, runderen, maar ook de mens fungeren als tussengastheer. In het darmkanaal van (vooral) jonge katten die geïnfecteerd zijn, worden oöcysten (ingekapselde, bevruchte eicellen) gevormd die met de uitwerpselen worden uitgescheiden. In de natuur, vooral op vochtige plekken, kunnen de oöcysten lange tijd in leven blijven. In het darmkanaal van een tussengastheer, die de eicellen via het voedsel (soms bestaat dit voedsel uit een kleinere tussengastheer) binnenkrijgt, ontstaan uit de oöcysten nieuwe protozoa die zich via de bloedbaan over het hele lichaam verspreiden. In de ogen en in de hersenen kan de infectie, vooral bij een embryo, blijvende schade aanrichten.

Indien de besmetting gebeurt tijdens de zwangerschap kan dit aanleiding geven tot zware afwijkingen bij de baby. Anderzijds kan een vroeger opgelopen infectie heropflakkeren bij een verzwakking van het afweersysteem (zoals Aids). Een besmetting is extra gevaarlijk tijdens de zwangerschap omdat de parasiet kan doordringen tot bij de foetus en daar behoorlijk wat schade kan aanrichten. Een foetus heeft immers nog geen goed ontwikkeld afweersysteem, waardoor Toxoplasma de kans krijgt om zich volop te vermenigvuldigen, wat kan uitmonden in ernstige afwijkingen bij het kind zoals onder meer ernstige oogafwijkingen tot blindheid. In zeer ernstige gevallen sterft de foetus.

In andere organen of weefsels kapselen de protozoa zich in tot een weefselcyste. De mens wordt meestal geïnfecteerd door het consumeren van vlees dat weefselcysten bevat en dat niet voldoende verhit is, door het eten van rauw vlees of onvoldoende gewassen groenten. Per jaar sterven er in Vlaanderen enkele mensen aan de gevolgen van toxoplasmose; het aantal ziektegevallen bedraagt enkele honderden.

Uit onderzoek blijkt dat tot 30% van het schapenvlees en 10 tot 15% van het varkensvlees toxoplasmose-cysten bevat. Het betreft dan wel vers, rauw vlees, want van zodra het vlees ingevroren of goed doorbakken wordt, sterven de cysten af.

Door enkele eenvoudige preventieve maatregelen kan men zeker twee derde van de gevallen van toxoplasmose bij pasgeborenen vermijden. Preventieve maatregelen zijn onder andere een goede handhygiëne (handschoenen), het vermijden van contact met kattenuitwerpselen, het wassen van rauwe groenten, geen rauw vlees eten,  

Zowat de helft van de zwangere vrouwen in België heeft ooit toxoplasmose gehad voor ze zwanger werden. Zij hebben antistoffen en zijn voor hun verdere leven tegen de ziekte beschermd. De andere helft heeft geen toxoplasmose-antistoffen en moet zich tijdens de zwangerschap tegen besmetting beschermen. Een vaccin tegen de ziekte bestaat immers niet. Besmetting van mens op mens komt niet voor. Ook rechtstreekse overdracht van dier op mens (bv door aaien) is niet waarschijnlijk. Wie door de parasiet besmet wordt, merkt het meestal niet. Er is momenteel nog geen vaccin tegen toxoplasmose ontwikkeld.

De parasiet kan via de kattenbak of vies water op mensen overspringen. Katten besmetten elkaar via het eten van ratten en muizen. Bij een besmetting “kaapt” het virus het brein van een rat of muis, waardoor die actiever wordt en roekeloos. Doordat de lucht van kattenurine het dier ineens aantrekt, loopt hij meer kans te worden opgegeten. Ratten en muizen verliezen door toedoen van de Toxoplasma-bacterie hun normale angst voor de geur van katten en worden zelfs nieuwsgierig naar het aroma van kattenurine. Ze vallen dan ook snel ten prooi aan katten. Dit verhoogt de kans voor Toxoplasma om de levenscyclus verder te zetten.

Katten die voor het eerst besmet raken, scheiden in een paar weken miljoenen eitjes uit. Deze eitjes kunnen tot wel 1,5 jaar besmettelijk in de omgeving aanwezig blijven. In principe kunnen alle warmbloedige zoogdieren tussengastheer zijn voor de bacterie.    

Besmette mensen vertonen ook gedrag waaraan ze als gastheer niets hebben, maar die een parasiet wel baat. Ook mensen vertonen roekelozer gedrag en lopen bijvoorbeeld zomaar de straat op, zonder terug te schrikken voor toeterende auto’s. Mensen die besmet zijn hebben 2,6 meer kans op een verkeersongeval (Jaroslev Flegr, 1990). Besmette mensen vertonen een vertraagde reactietijd, wat bijvoorbeeld in het verkeer gevaarlijk is. Ze zijn ook minder zorgvuldig. Of ze vinden kattenpis opeens lekker ruiken. Het virus zou ook veel gevallen van schizofrenie veroorzaken. Genezing is er vooralsnog niet (toestand 2016).

Bacteriën blijken dus in staat om het brein van ratten, muizen, andere zoogdieren en zelfs de mens te “kapen”.

De daadwerkelijke manipulatie van gastheren door parasieten vinden we terug bij parasieten uit verschillende soortgroepen. Een verklaring van dit vreemde fenomeen houdt waarschijnlijk verband met genmutaties binnen de parasieten die ze succesvol blijken te zijn dat deze op termijn de “gewone” exemplaren (niet-gemuteerde) parasieten weg selecteren. Het kapen van het brein van soorten leidt immers steeds tot het vergroten van de levenskansen. Nakomelingen van parasieten die op die manier worden bevoordeeld, zullen zich sterker vermeerderen.     

 

Treponema

 

Treponema species veroorzaken syfilis. Treponema pallidium is de veroorzaker van syfilis bij de mens. Treponema paraluiscuniculi veroorzaakt syfilis bij konijnen.

 

Trichomonas

 

Trichomonas vaginalis is een parasiet die de seksueel overdraagbare aandoening (SOA) trichomoniasis veroorzaakt. Mensen kunnen besmet worden via geslachtsgemeenschap met een besmette persoon. Bij de vrouw kan een blaasontsteking ontstaan. Ook bij de man kunnen ontstekingen ontstaan. Zonder behandeling kunnen deze ontstekingen leiden tot onvruchtbaarheid.    

 

Trueperella

 

Trueperella pyogenes is een bacterie die de ziekte zomermastitis (of zomerwrang) bij koeien kan veroorzaken. De bacterie wordt overgebracht door de Zomerwrangvlieg Hydrotaea irritans. De bacterie kan ernstige ontstekingen veroorzaken aan de uiers van de koe. Zomerwrang komt in principe alleen voor bij in de weide lopende niet-melkgevende runderen. De zomerwrangvlieg is het meest actief van grofweg juni tot en met eind september, vooral bij warm en vochtig weer met weinig wind. Het is een zogenaamde “etterbacterie”  die zich in het uierweefsel nestelt op het moment dat er geen melkproductie (en uitspoeling van kiemen) is. Zomerwrang komt dan ook vooral voor bij droogstaande koeien en jongvee gevonden.

Een infectie geeft meestal een acute, zeer pijnlijke uierontsteking die gekenmerkt wordt door een dikke bloederige of etterige uitvloeiing waarbij de spenen sterk opzwellen. De dieren hebben vaak (soms zeer hoge) koorts, weinig eetlust en zonderen zich af. Bij een vermoeden van zomerwrang moet dringend diergeneeskundig ingegrepen worden.

 

Trypanosoma

 

Trypanosoma species veroorzaken Trypanosomiasis. De ziekte komt in West-Europa niet voor, behalve als een zogenaamde “import-ziekte” bij teruggekeerde reizigers. We vermelden hier dan ook kort dat Trypanosoma brucei in West-Afrika voorkomt en daar bij mensen de gevaarlijke slaapziekte (met zeer uiteenlopende symptomen) veroorzaakt. De bacterie wordt er overgebracht door de bloedzuigende Tseetseevlieg Glossina species. Het speekselmengsel van de vlieg bevat stoffen die de stolling van bloed tegengaan, zodat de vlieg normaal gezien onbeperkt bloed zou kunnen zuigen bij één slachtoffer. Maar Trypanosoma zorgt ervoor dat de capaciteit om de bloedstolling tegen te gaan bij de vlieg vermindert, zodat deze genoodzaakt wordt om meerdere slachtoffers op te zoeken. Dit verklaart het hoge aantal slachtoffers van de ziekte in verhouding tot het overigens wel lage aantal besmette vliegen.   

Trypanosoma cruzi veroorzaakt in Zuid-Amerika de zogenaamde ziekte van Chagas. Daar wordt de bacterie overgebracht door bloedzuigende wantsen, vooral de wants Rhodnius prolixus. Ook hier zijn de symptomen zeer uiteenlopend (onder meer zwellingen in het gezicht, koorts, bloedarmoede).

 

Wolbachia

 

Bacteriën van het genus Wolbachia parasiteren bij geleedpotigen en rondwormen. Deze bacteriën hebben voor hun voortplanting het cytoplasma (vloeistof aan de binnenkant van een cel) nodig. De bacteriën zijn er bij gebaat dat (alleen) de vrouwtjes zich voortplanten via parthenogenese (ongeslachtelijke voortplanting). De bacteriën doden daarom de mannetjes in de populatie, vernietigen de chromosomen in mannelijke geslachtscellen of vormen mannetjes om tot vrouwtjes door de hormonenhuishouding  te verstoren. De bacteriën kunnen ook tussen verschillende soorten worden overgedragen. Men schat dat ongeveer 15 % van alle insecten en ongeveer 50 % van alle Europese miersoorten met deze bacterie zijn besmet.  

 

Yersinia

 

Yersinia enterocolitica is een humaan-pathogene bacterie die enteritis (maag- en darmontstekingen) en diarree veroorzaakt. De bacterie hecht zich vast in de dunne darm. Een infectie kent meestal een mild ziekteverloop, maar kan toch ook levensbedreigend zijn. De besmetting wordt yersiniose genoemd. De ernst van de symptomen hangt onder meer af van de leeftijd en de algemene gezondheid van de gastheer. Jonge kinderen blijken het meest te lijden onder de infectie. Een infectie ontstaat na inname van besmet voedsel of drank.  Vooral rauw of onvoldoende verhit varkensvlees, niet gepasteuriseerde melk en melkproducten, vlees, oesters, vis en rauwe groenten kunnen met de bacterie zijn besmet. Door de moderne voedselbewaringstechnieken komt de infectie eerder zelden voor.  Ook via een bloedtransfusie is overdracht mogelijk. Varkens, honden, schapen, knaagdieren en katten kunnen drager zijn van de bacterie.

De symptomen zijn meestal diarree, lage koorts, buikpijn en soms ook braken. De meest voorkomende vorm van een infectie met deze bacterie is enterocolitis, die vooral voorkomt bij kinderen van rond de 2 jaar oud (diarree, koorts, abdominale pijn). Vooral bij jonge kinderen maar ook bij volwassenen kunnen er in zeldzame gevallen ernstige complicaties optreden.    

Yersinia pseudotuberculosis komt in Europa zeer weinig voor.

De Pestbacterie Yersinia pestis komt niet meer in Europa voor. Het is een bacterie die de beruchte pest verspreidt. De bacterie wordt overgebracht door de Rattenvlo Xenopsylla cheopsis  van de Zwarte Rat Rattus rattus (of soms andere knaagdieren) op mensen. Een vlo zuigt eerst besmet bloed bij bijvoorbeeld een rat en bijt daarna een mens. De vlo treedt hierbij als een vector op. Deze bacterie verstopt de maagingang van de rattenvlo waardoor deze grote honger krijgt. De vlo bijt hierdoor sneller en bij een beet komt de bacterie in het lichaam van het gebeten organisme terecht. De beet veroorzaakt de builenpest, die dodelijk is van zodra de bacterie in de bloedbaan terecht komt. Indien de longen worden besmet, spreekt men longpest, die eveneens dodelijk is.