Adelaarsvaren
 
Pteridium aquilinum






De Adelaarsvaren Pteridium aquilinum groeit in lichte bossen en kalkarme duinen, langs akkers en onder heggen. Hij is te zien van juni tot oktober, want vanaf oktober beginnen de bladeren volledig te verdorren. Aan het begin van elke zomer vormen zich nieuwe reusachtig grote tot viervoudige geveerde bladeren, die tot 2 m hoog kunnen worden. De planten vormen vaak indrukwekkende bestanden. De plant bestaat ondergronds uit een horizontaal stelsel van wortelstokken.

De wortelstokken steken soms 30 tot cm diep in de grond. Ze bestaan voor een groot deel uit zetmeel, een bron van reservestoffen voor de plant. De wortelstokken worden graag gegeten door Wilde Zwijnen Sus scrofa. Deze dieren wroeten de wortels uit de grond en zorgen zo voor kiemplaatsen voor jonge boompjes.

Op plaatsen waar er weinig vraat optreedt kan deze plant zich sterk uitbreiden. naburige terreinen kunnen worden gekoloniseerd à rato van 20 tot 200 cm per jaar.

De plant is gevoelig voor overstromingen, want de wortelstokken die onder water komen stikken en sterven af. De plant is ook gevoelig voor vorst. Een late voorjaarsvorst kan de jonge scheuten doen afsterven. Doordat de wortelstokken diep in de grond zitten blijven de bestanden van deze varen wel bestaan.

Extreme schaduw kan de plant doen wegkwijnen.

Deze soort is één der algemeenste varens. Het is een kosmopoliet.

Deze varen kiemt wel niet gemakkelijk. Er ontstaan weinig nieuwe jonge varens uit de sporen en prothallia. De verbreiding gebeurt vooral door het vormen van nieuwe scheuten op de wortelstokken (rhizomen).

Deze soort is dan ook een indicator voor oud-bos-sites. Oude wortelstokken van de plant sterven af, terwijl de nieuwe scheuten steeds bijgroeien.

De plantendelen zijn giftig en kunnen worden opgenomen via het hooi van vee. De plant blijft ook giftig in gedroogde toestand. Deze plantendelen bevatten een enzym dat vitamine B afbreekt. Dit resulteert bij inname door varkens en paarden tot zenuwsymptomen. Bij herkauwers leidt de inname tot irritatie van de slijmvliezen. Bij kalveren kan de inname leiden tot een zwelling van het strottenhoofd en verstikkingsgevaar.

In de acute vorm kan er een bloederige diarree bij paarden en runderen optreden. Meestal zal echter een chronisch ziektebeeld optreden door een langdurige opname met als verschijnselen een waggelende gang, gewichtsverlies, neusbloedingen, kankervorming en blindheid. Ook inwendige bloedingen kunnen optreden.
De vergiftigde dieren worden symptomatisch behandeld in combinatie met het toedienen van thiamine om de symptomen van het vitamine B-tekort te verhelpen.  

Met de massa’s dood strooisel die Adelaarsvarens produceren worden de groeikansen van andere bosplanten zoals Dalkruid Maianthemum bifolium gereduceerd.

De Hazelworm Anguis fragilis houdt van grote vlaktes in het bos met Adelaarsvaren.

Het Varenknotsje Typhula quisquiliaris is een zwam die gebonden is aan deze varen.

Ook de Varenvlieg Chirosia albitarsis (bloemvlieg) is aan de varen gebonden.

Het is de waardplant van de monofage Varenuil Callopistria juventina (nachtvlinder) waarvan de rupsen zich alleen maar op deze varen voeden.

Het is één van de waardplanten van de Varenspanner Petrophora chlorosata (nachtvlinder).

De Varenuil Callopistria juventina is een nachtvlinder. De rupsen voeden zich monofaag op de Adelaarsvaren. De vliegtijd loopt van eind juni tot eind juli in één generatie. 

De Gemarmerde Wortelboorder Pharmacis fusconebulosa is een zeer zeldzame nachtvlinder die vliegt van eind mei tot in juli. De rupsen hebben een tweejarige ontwikkeling en leven in de wortels en onderste plantendelen van vooral Adelaarsvaren.  

De rupsen van de zeer zeldzame Varenboegsprietmot Monochroa cytisella leven op deze varen op plaatsen waar hij op zonnige plekken, maar toch beschut in het bos groeit.