NATUURLEXICON


Watersnip

Gallinago gallinago


De Watersnip  Gallinago gallinago  meet 26 cm. Hij komt voor van maart tot november. Hij heeft een lange, rechte snavel, bruine veren en donkere, overlangse strepen op de kop. De vogel heeft een vrij plomp silhouet.

Hij houdt van waterrijke, liefst beweide, grazige terreinen met veel ondiepe plassen, waarin hij met zijn snavel naar wormen, slakjes en insecten zoekt. De vogel verkiest als broedbiotoop zoetwatermoerassen met slijkerige oevers, veel rottende planten en ondiep water, hoog- en laagveengebieden, vochtige heidevelden en drassige hooilanden. Een lage begroeiing is nodig. Hij kan dan gemakkelijk naar voedsel zoeken en hij houdt een goed uitzicht over de omgeving.

In de broedtijd maakt deze vogel een bizar blatend geluid met behulp van zijn staartveren.

De Watersnip verbergt het nest goed op de grond.  Meestal bevindt het nest zich in de verlandingszone van moerasgebieden of in gemaaide rietvelden. In graslanden zal het nest enkel in vochtige hooilanden en extensief beweide, natte graslanden worden gebouwd. Het nest is een ondiep kuiltje in de bodem, tussen graspollen van 15 tot 20 cm hoog of in lage ruigten of tussen veenmoswallen.  

Het vrouwtje legt tussen half maart en half juli 4 eieren. Alleen het vrouwtje broedt.

Voor jagers is de culinaire waarde voldoende om illegaal op doortrekkende Watersnippen te schieten. Noord- en West-Europese broedvogels trekken in onze streken door. Ook onrechtstreeks vormt de jacht een bedreiging want de vogel is bijzonder gevoelig voor verstoring. Vluchten voor verstoring is voor de kuikens zeer nadelig, omdat ze de hele dag door moeten eten om snel genoeg te groeien. Sommige Watersnippen zijn wintergasten; andere trekken naar overwinteringsgebieden in Afrika.

De populatie Watersnippen in Vlaanderen is in toenemende mate afhankelijk van natuurreservaten en er bestaan vrijwel geen kansen meer voor deze soort in het gewone boerengebied, dit door verdroging, het egaliseren van percelen, een te hoge beweidingsdruk en een onaangepast maairegime.  

Door versnippering raken de resterende populaties geïsoleerd.

Door verdroging wordt de bodem te hard om met de snavel te penetreren op zoek naar voedsel.

De kansen op behoud van populaties in graslandreservaten worden, bij specifiek op de soort toegesneden terreinbeheer, als realistisch ingeschat, maar de soort zou zeer predatiegevoelig zijn.

De realisatie van een meer open en gevarieerd beekdallandschap, een mozaiek van kleine zeggenvegetaties, ruigtes, struwelen en broekbossen en het creëren van overstromingsgebieden zijn goed voor deze vogel.  


Home