NATUURLEXICON


Veenmol

Gryllotalpa gryllotalpa


De Veenmol  Gryllotalpa gryllotalpa is de grootste krekelsoort in Vlaanderen. Hij wordt tot 5 cm lang. Hij leeft meestal ondergronds en graaft vingerdikke gangen in de bodem. Hij komt voor in weilanden en tuinen. Zijn voorste paar poten zijn echte graafpoten.

Alleen in het late voorjaar en de vroege zomer wordt hij vliegend waargenomen. Het is nochtans een vrij zwaar insect.

Deze krekels brengen in de paartijd een doordringend snorrend geluid (een monotoon trillend geluid) voort dat lijkt op dat van de Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus. Ook het geluid van de Rugstreeppad Epidalea calamita is gelijkend, maar klinkt luider.

Voor het zingen richt het mannetjes een soort baltskamer is, waarin de akoestiek heel belangrijk is.  

Het mannetje heeft twee lange borstels aan het achterlijf. Bij beide geslachten zijn de achtervleugels langer dan het achterlijf. De soort kan niet alleen, vliegen, maar ook zwemmen.

Het vrouwtje deponeert 250 tot 350 eitjes in een holletje in de grond. Het holletje heeft ongeveer de grootte van een kippenei. Het nest bevindt zich zo’n 5 à 10 cm onder de grond, soms ook onder een steen.  

Het vrouwtje verzorgt – en dit is ongewoon bij de sprinkhanen en krekels - de eitjes en de pas uitgekomen larven. De eitjes worden gelikt zodat ze niet beschimmelen. De larven voeden zich met plantenwortels. Doordat het vrouwtje de ondergrondse kraamkamer groter maakt, komen er weer nieuwe plantenwortels vrij te liggen, zodat de larven deze kunnen verorberen.  

De eitjes worden zelfs door het vrouwtje schoongelikt om schimmelvorming te vermijden. Deze broedzorg duurt een drietal weken. Het vrouwtje brengt humus en worteldeeltjes aan als voedsel.  

De larven ontwikkelen zich gedurende 1 à 2 jaar. Ze overwinteren dus tot 2 keer onder de grond. Van eind april tot begin juni verschijnen de volgroeide krekels. Vanaf juli zoeken ze alweer hun overwinteringsplaatsen op. Deze situeren zich onder de grond, maar ook soms in kelders van huizen. Een volwassen Veenmol wordt gemiddeld ongeveer 600 dagen oud.

De Veenmol kan slecht tegen chemische bestrijdingsmiddelen en komt nog slechts voor in moerassige natuurgebieden, voor zover bekend, want vermoedelijk komt deze krekel op meer plaatsen voor, zoals in moestuinen en composthopen. Hij heeft een voorkeur voor vrij losse, humusrijke en vochtige bodems. Die vindt hij zowel in heidegebieden aan de oevers van vennen, als in (moes-)tuinen.  Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door landbouwers en particuliere moestuinhouders hebben deze soort wel gedecimeerd. Aangeplante groenten kunnen door de Veenmol wel worden aangetast. Deze krekel wordt aangetrokken door plantenafval maar vooral door bodeminsecten, waarmee hij zich voedt. Op het menu staan allerlei insectenlarven, maar ook Regenwormen Lumbricus terrestris. Een “net grondgebruik” is ongunstig voor deze soort. Door zijn nachtelijke levenswijze is de huidige verspreiding vermoedelijk onderschat.

Home