NATUURLEXICON


Uilen


Uilen zijn vogels met grote, naar voren gerichte ogen, een gedrongen lichaamsbouw, een kogelronde kop en soms opvallende oorpluimen.

De meeste uilen zijn in de schemering of ’s nachts actief. De Steenuil Athene noctua en de Velduil Asio flammeus jagen ook overdag.

De ogen van de uil zijn naar voren gericht en niet zo beweeglijk, maar de kop is wel draaibaar tot 270 °.

Het hoornvlies biedt ’s nachts plaats aan een grote lens, zodat ook weinig invallend licht goed wordt benut.

In het pikdonker zien uilen ook niets meer. Uilen zien van dichtbij niet scherp. Prooien moeten ze dan met de tenen of snavel aftasten.

Het gehoor is bijzonder goed ontwikkeld. De gezichtssluier die van de wenkbrauwen rond het oog naar de snavel loopt, speelt daarbij een belangrijke rol. Deze trechtervormige krans bestaat uit kleine, stijve veertjes. De krans vangt geluiden op en leidt ze versterkt naar de oren van de uil.

De oren zijn de openingen die op ooghoogte aan de zijkanten van de kop verborgen liggen.

Nachtactieve uilen hebben een beter ontwikkelde gezichtssluier dan dagactieve uilen.   

In tegenstelling tot roofvogels hebben uilen geen krop om overtollige prooidieren in op te slaan.

Sommige uilen leggen wel voorraden aan in holten, om zo de herfst en de winter door te komen. Op rust- en broedplaatsen kan je braakballen vinden met de onverteerbare resten van prooien. Het zijn ronde of ovale ballen vol botjes en veren, die enkele uren na het eten van een prooi worden uitgebraakt.

Uilen broeden reeds vroeg in het jaar, sommige in maart, andere reeds in februari. Het aantal eieren hangt af van het aantal prooien dat beschikbaar is. In goede muizenjaren worden meer eieren gelegd.

In slechte muizenjaren broeden sommige soorten zelfs helemaal niet.

Uilen beginnen zo vroeg met broeden omdat het heel lang duurt voordat de jongen zelfstandig zijn. Het uitvliegen van de jongen gebeurt meestal in april of mei. De jongen worden soms nog 8 tot 10 weken door de ouders gevoed.

Dankzij hun fluweelzachte verenkleed kunnen uilen vrijwel geruisloos vliegen en een prooi naderen.

De poten en tenen van uilen zijn vaak tot aan de klauwen van veren voorzien. De vierde teen is de zogenaamde “keerteen”; deze kan naar voren of naar achteren worden gericht. Bij het op een tak zitten wordt de tak zodanig omklemd dat de tweede en derde teen naar voren en de eerste en de vierde teen naar achteren staan.

Uilen voeden zich vooral met warmbloedige dieren, zoals kleine zoogdieren, vooral muizen. Ze doden hun prooidieren door de greep van hun scherpe klauwen of door een beet van scherpe, kromme snavel.  

Home