NATUURLEXICON


Tuinspinnendoder

Caliadurgus fasciatellus


De Tuinspinnendoder Caliadurgus fasciatellus is een wesp met een halsschild dat aan de voorzijde abrupt is afgeplat. De kop van het vrouwtje is breed en afgeplat. De voorvleugels van het vrouwtje hebben een donkerbruine dwarsband. Het glanzende middensegment heeft een blauwe waas. De eerste 3 achterlijfssegmenten zijn rood, de andere zwart. Het mannetje heeft rode achterdijen en een witte vlek op de laatste rugplaat. De wesp meet 6 tot 11 mm.

Deze vrij algemene wesp vliegt van begin mei tot half oktober in 2 generaties in wegbermen, bosranden, heidevelden, droge graslanden en kaal zand. Volwassen dieren zijn vaak op boombladeren te vinden.

Het vrouwtje jaagt eerst vooraleer ze een nest maakt. De prooien zijn wielwebspinnen.  De spin (bijvoorbeeld een Kruisspin) wordt met de kop uit het web gestoten. De spin die op de grond is terecht gekomen wordt nadien verlamd en over de grond versleept. Alleen lichte prooien worden vliegend vervoerd. Na het vangen van de prooi wordt de prooi ergens neergelegd en wordt een nest gegraven in het zand. Het nest bestaat uit een kleine gang van een paar centimeter die eindigt in een broedcel. De prooi wordt naar het nest overgebracht waarna het vrouwtje een ei deponeert bij de prooi. Nadien wordt de gang afgesloten en met de kop aangestampt.  

 

Home