NATUURLEXICON


Symbiose


De geniale Charles Darwin, de grondlegger van de evolutietheorie, merkte reeds op dat, in de concurrentiestrijd om voedsel en ruimte, alleen de individuen in leven blijven die het beste zijn aangepast. We kunnen hier intussen aan toevoegen dat die aanpassing vaak bestaat uit het vermogen om zo efficiënt mogelijk samen te leven met andere organismen. Dat “samen leven” is hetgeen men noemt de symbiose.  

Symbiose is het langdurig samenleven van 2 of meer organismen van verschillende soorten waarbij dit samenleven voor minstens één van de organismen gunstig of zelfs noodzakelijk is. Vaak echter wordt de term alleen gebruikt in de betekenis van wederzijds voordelige co-existentie, maar dan heeft men het eigenlijk over de symbiose-vorm mutualisme.

De verschillende partners heten symbionten. De grootste partner wordt ook wel de gastheer genoemd.

We onderscheiden bij symbiose 4 varianten, namelijk mutualisme, commensalisme, parasitisme en amensalisme.

Bij mutualisme ondervinden beide partners een voordeel, dus we duiden dit aan met +/+.   

Bij commensalisme ondervindt partner 1 een voordeel, terwijl partner 2 geen invloed (voordeel of nadeel) ondervindt: dit duiden we aan met +/0.

Het parasitisme is een vorm van symbiose, waarbij het ene organisme alleen maar voordeel ondervindt en het ander organisme alleen maar nadeel (+/-).  

Bij amensalisme, die men ook soms antibiose noemt, ondervindt de ene partner noch een voordeel, noch een nadeel, maar de andere partner wel een (meestal klein) nadeel; vandaar dat we dit aanduiden als 0/-.


Home