NATUURLEXICON


Steenmarter

Martes foina


De Steenmarter Martes foina is een marterachtige met een lichaamslengte tot 50 cm. De staart meet tot 25 cm.  Hij heeft het formaat van een huiskat. De vacht is grijsbruin met een witte, meestal onderaan gevorkte keelvlek. De vork loopt vaak door over de voorpoten. Hij heeft een vleeskleurige neus en een stompe snuit. De kleine oren staan tamelijk zijwaarts de kop. De achterpoten zijn kort.  

Hij komt vooral voor in bossen, parklandschappen,  kleinschalige cultuurlandschappen en bosranden. Hij houdt zich graag op in de nabijheid van boerderijen en wordt ook soms opgemerkt in buitenwijken en verstedelijkte gebieden.  

Hij verschuilt zich niet zelden op (verlaten) zolders. De uitwerpselen van de Steenmarter zijn 1,5 cm breed en 5 tot 10 cm lang en liggen verzameld in hoopjes.

In de zomer blijft hij veelal in het veld, in kleine bossen of onder dichte hagen.

In de winter zoekt hij (warme) zolders en verlaten schuren van boerderijen op.

Hij eet kleine of jonge zoogdieren (Mol, Egel, Konijn, Haas, muizen, ratten), vogels, eieren, bessen en andere vruchten, die hij onder meer vindt in boomgaarden.

Het is een nachtdier, maar hij is vaker actief overdag dan de Boommarter Martes martes. Hij is zeer lenig en kan 1,5 m hoog springen. Het is tevens een goed zwemmer.

Hij houdt zich schuil in holle bomen, soms ook in grote nestkasten, houtstapels en dichte struwelen. Er wordt vaak gewisseld van schuilplaats. Elke schuilplaats wordt meestal slechts gedurende een korte periode gebruikt. Bij verstoring duurt het lang vooraleer het dier terugkeert.

De Steenmarter vertoont een sterk territoriaal gedrag. Het territorium beslaat meestal enkele honderden hectare. Het wordt meestal bezet door één mannetje en één of enkele vrouwtjes. De oudste dieren bezetten de grootste territoria.

Meerdere vrouwtjesterritoria vallen binnen een mannetjesterritorium.

De paring vindt plaats in de zomer. Na de bevruchting vindt er een kiemrust plaats. Na een uiteindelijke draagtijd van 9 maanden worden er in het voorjaar 2 tot 5 jongen geboren. Meestal overleven er slechts een paar jongen per nest.

Vanaf het najaar moeten de jongen het ouderlijk gebied verlaten en gaan ze op zoek naar een eigen territorium.

Omstreeks 1850 was de Steenmarter nog algemeen. Omstreeks 1900 was het dier in Vlaanderen vrijwel volledig uitgeroeid. Sedert 1950 hebben de populaties zich weer langzaam maar zeker opgebouwd vanuit populaties in Wallonië, Vlaams-Brabant en Limburg. Sinds 1977 is de jacht op deze marterachtige in Vlaanderen gesloten en is het een beschermd zoogdier. Sedert enkele jaren nemen de populaties weer toe. Ook in Nederland is het dier beschermd. Ook in Nederland zijn de aantallen (vooral in het oostelijke deel)  aan het toenemen.    

Voor het in stand houden van de populaties van dit zoogdier moeten de kleine landschapselementen behouden blijven. Boomgaarden oefenen op Steenmarters een grote aantrekkingskracht uit. Gemengde bossen en menselijke bewoning met veel schuilmogelijkheden zijn voor dit dier geschikt.

Dit roofdier wordt nog zeer vaak illegaal bejaagd.

De jacht op de Steenmarter is nochtans zinloos, aangezien vrijgekomen territoria snel worden ingenomen door een jonge Steenmarter, die op zoek is naar een territorium.  

Doordat ze via klieren aan de voetzolen en via hun uitwerpselen geursporen achterlaten, worden de territoria zeer snel ontdekt door de jonge marters. Wanneer een Steenmarter ongewenst op bijvoorbeeld een zolder of in een rieten dak verblijft, kan men hem eenvoudigweg verjagen, zonder hem te doden.

Doordat de Steenmarter vaak in of nabij woningen leeft, kan hij soms als schadelijk worden ervaren. De overlast bestaat dan uit stankoverlast van de latrines of kadavers, geluidsoverlast en knaagschade aan o.m. isolatiemateriaal, kabel en leidingen. Kabels waarin een soort beendermeel is verwerkt zijn vanwege de geur aanlokkelijk voor het dier om aan te knagen.

De Steenmarter blijkt ook verzot te zijn op glycol (antivriesmiddel) en om aan het goedje te komen, bijt hij soms kabels door.

Hij heeft wel een hekel aan hondengeur. Dit gegeven kan worden benut om de dieren af te houden.

Vreemde geuren (bijvoorbeeld luchtverfrisser) en nieuwe geluiden (radio) schrikken de Steenmarter af. De toegangen van meer dan 5 cm tot plaatsen waar het dier mogelijks ongewenst is, dienen te worden gedicht.  

Een groot deel van het menu bestaat uit muizen en ratten, die waarschijnlijk minstens even ongewenst zijn op die zolder...

De Steenmarter is geen uitgesproken kippenrover. Slechts sporadisch zal hij een kip vangen om op te eten. In een kippenbhok kan hij wel lelijk huishouden door het fenomeen “surplus-killing”, waarbij het dier meer prooien zal doden dan er kunnen worden opgegeten. De Steenmarter houdt meer van eieren dan van kippen.

De soort is gevoelig voor het verlies van geschikte schuilplaatsen zoals schuurtjes en houtstapels, intensivering van het buitengebied, renovatie van oude bouwwerken binnen stedelijke gebieden en het verlies van fruitbomen.

Home