NATUURLEXICON


Sperwer

Accipiter nisus


De Sperwer Accipiter nisus  is een kleine dagroofvogel met een lichte, gebandeerde onderkant.

Het mannetje meet slechts 30 cm; het vrouwtje tot 38 cm. De kop is vrij klein en rond. De bovenkant is grijsachtig. Verder heeft hij een lange staart, relatief korte, afgeronde en brede vleugels en gele ogen en poten. Het mannetje heeft een oranjebruine keel en borst. Het mannetje is op de bovenzijde blauwer grijs dan het vrouwtje.

Hij lijkt sterk op de Havik Accipiter gentilis, maar deze laatste is zwaarder en groter, heeft een verder uitstekende kop, een zwaardere snavel en langere en spitsere vleugels.

Het vrouwtje is groter, bruiner en valer gekleurd dan het mannetje en weegt vaak dubbel zo zwaar. Het vrouwtje heeft grijze dwarsbanden.  

Het mannetje is één van de kleinste roofvogels in Vlaanderen. Hij haalt slechts de grootte van een Houtduif Columba palumbus.

Dit heeft als voordeel dat vrouwtje en mannetje elkaar niet beconcurreren om voedsel. De prooien van het vrouwtje zijn immers groter dan die van het mannetje. Een mannetje voedt zich vooral met mezen, vinken en mussen; het vrouwtje met Spreeuwen Sturnus vulgaris, Houtduiven Columba palumbus en lijsters. In een muizenrijk voorjaar worden ook muizen gevangen, vooral bij de eerste maaibeurten van het jaar.    

De Sperwer vangt prooien zoals mussen of spreeuwen in de vlucht met zijn poten met lange tenen. Hij landt vervolgens ergens om ze te plukken. De vogel eet het hele jaar door vrijwel uitsluitend vogels.   

De prooien zijn vooral Huismus Passer domesticus, Ringmus Passer montanus, Koolmees Parus major, Merel Turdus merula, Vink Fringilla coelebs en Spreeuw Sturnus vulgaris.

Hij komt vooral voor in rijk gestructureerde, bosrijke landschappen; verder ook in open polders, steden en dorpen, heidevelden en moerasbossen. Er moet voldoende dekking zijn in de vorm van opgaande begroeiing.

De afgelopen decennia vestigde de Sperwer zich ook in stadsparken, grote stadstuinen of op begraafplaatsen, vermoedelijk door het gunstige voedselaanbod. Doordat deze vogel meer en meer in steden voorkomt, kan dit een ongunstige invloed hebben op de stand van de Huismussen. Deze slapen namelijk in groepsverband hetgeen ze tot gemakkelijke prooien maakt.

In de winter overnachten soms grote groepen Sperwers in bossen.

Het is een soort die op zijn prooi jaagt door middel van een snelle jachtvlucht met veel wendingen.

Ook voor de voortplanting is de Sperwer aangewezen op bossen. Hij nestelt bij voorkeur in naaldbossen, maar ook in loofbossen. Bij afwezigheid van naaldbos broedt hij in loofbos.

Het nest – bij roofvogels spreekt men van een horst - bevindt zich op een hoogte van 4 tot 10 m in een boom in dichte bossen grenzend aan open terrein. De horst is een vlak bouwsel van droge takken, ruw bedekt met groene takken. Het is vooral het vrouwtje dat zich met de nestbouw bezighoudt.

Soms wordt een oud nest (van bijvoorbeeld Houtduif of Zwarte Kraai) door de vogel opgeknapt om opnieuw te gebruiken.

De Sperwer nestelt het liefst in aanplantingen van sparren, dennen en lorken, en dan vooral aan de randen van deze bossen.  Als de favoriete bomen ontbreken, wordt het nest ook wel in loofbomen of hoge struiken gebouwd.

In mei legt het vrouwtje 4 tot 6 eieren. Het vrouwtje broedt en bewaakt na het uitkomen de jongen. Het mannetje helpt bij het bewaken van de jongen en brengt prooidieren aan voor de jongen. Als de jongen wat groter zijn, begint het vrouwtje ook prooien te vangen voor de jongen.

De Sperwer is gedeeltelijk een standvogel, gedeeltelijk een trekvogel die naar Zuid-Europa trekt om te overwinteren. Sperwers uit onder meer Scandinavië trekken bij ons door. Grote groepen Sperwers laten zich op grote hoogte meevoeren met de thermiek.    

Door zijn onstuimige en razendsnelle jacht blijft hij soms hangen in meidoornhagen of vliegt hij te pletter tegen een raam.

Net zoals we ook bij andere dagroofvogels hebben gezien, daalden de populaties van deze vogel in de jaren 1960 dramatisch als gevolg van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw. De vogel staat immers aan de top van een voedselpiramide en accumuleerde via de vergiftigde prooien te veel gifstoffen.

Er was een verhoogde sterfte van embryo’s en volwassen vogels en de eischalen werden dunner zodat ze de minste aanraking braken. Een verhoogde sterfte en een gebrek aan nakomelingen deed de populaties slinken. Na een verbod op het gebruik van de meest schadelijke bestrijdingsmiddelen, zoals DDT, hebben de populaties zich sinds het begin van de jaren 1980 geleidelijk aan hersteld. Vroeger werden veel Sperwers vergiftigd door DDT. De eischalen waren te dun of paren Sperwers kwamen niet tot broeden.

Er is tot op heden nog wel de belasting van PCB’s in het milieu en ook minder schadelijke chemische bestrijdingsmiddelen (maar toch nog schadelijke) belasten nog steeds ons leefmilieu.

Home