NATUURLEXICON


Slechtvalk

Falco peregrinus


De Slechtvalk Falco peregrinus is een dagroofvogel van 38 tot 48 cm lang. Deze valk heeft een donkere kruin, grijze bovendelen en witte onderdelen, die zwart dwars gestreept zijn. Hij heeft een brede, zwarte baardstreep. Het vliegbeeld vertoont lange, spitse vleugels. Sierlijke glijvluchten worden afgewisseld met ondiepe vleugelslagen.

Jonge dieren zijn bruin van boven en hebben nog tamelijk brede vleugels.

Hij verkiest gevarieerde landschappen met rotsen (hoge kliffen) en oudere bossen.   

Hij grijpt vogels tot het formaat van kraaien en duiven. Het vrouwtje specialisseert zich bij het ouder worden vooral op duiven; het mannetje, dat iets kleiner is, grijpt vooral kleinere vogels (Spreeuw, Zanglijster, Kramsvogel, Sijs, Kleine Bonte Specht).   

Het nest wordt op hoge rotskliffen, in nestkasten op hoge bouwwerken of in bomen gebouwd, zelden op de grond.

De Slechtvalk gebruikt hoge gebouwen en hoogspanningsmasten als uitkijkpost.  

Baltsende mannetjes voeren spectaculaire salto’s uit. Vanaf mei legt het vrouwtje 3 of 4 eieren. Mannetje en vrouwtje broeden afwisselend.  

De Slechtvalk is bij ons een zeer onregelmatige broedvogel, dit sedert 1996. Hij komt bij ons voor van april tot oktober. Het is een schaarse doortrekker (in herfst en lente) en overwinteraar.

Vroeger werd deze valk veel gehouden voor de valkenjacht.  

Toen was deze valk nog een vrij algemene broedvogel. Door accumulatie van chemische bestrijdingsmiddelen is deze soort er zeer sterk op achteruitgegaan, niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar ook in andere Europese landen. Door een betere bescherming en verminderd gebruik van pesticiden zijn de aantallen de laatste jaren weer enigszins toegenomen. Het gebruik van het chemisch bestrijdingsmiddel DDT in de landbouw zorgde voor onvruchtbaarheid.

De aantallen van deze soort gingen in West- en Noord-Europa ook sterk achteruit door de bejaging.

Sedert 1985 gaat de soort er weer op vooruit.

Tegenwoordig schuwt deze vogel ook de stad niet meer en neemt als nestplaats genoegen met hoge gebouwen, zoals koeltorens en kathedralen, en dergelijke, waar kunstmatige nesten aangebracht zijn. In die nestkasten is er bovendien weinig verstoring door eierenverzamelaars, malafide valkeniers, jagers, bergbeklimmers of Oehoes Bubo bubo. Oehoes dulden geen Slechtvalken in hun territorium.

Slechtvalken in stedelijke gebieden kunnen de overlast aan stadsduiven, die zich te goed doen aan gemorste granen,  mee verhelpen.

Anderzijds spelen Slechtvalken geen belangrijke rol bij het verdwijnen of niet terugkeren van wedstrijdduiven. Deze duiven sterven vooral van uitputting of als gevolg van aanvliegingen met gebouwen of leidingen. Het zijn doorgaans ook de verzwakte of uitgeputte dieren die gepredeerd worden.   

We mogen ervan uitgaan dat nestkasten aan hoge gebouwen in de toekomst de voornaamste broedplaatsen van deze vogel gaan worden, want zoveel geschikte broedplekken zijn er niet. Slechtvalken passen zich goed aan en zien hoge gebouwen als een soort kliffen, hun favoriete broedplaatsen. Een hoog gebouw is een ideale uitvalsbasis voor de jacht van deze roofvogel. Hij hoeft zich slechts naar beneden te laten storten op mogelijke prooien.

Dankzij de inspanningen van het Fonds voor de Instandhouding van Roofvogels (FIR), dat zorgde voor nestplaatsen op koeltorens en rookschouwen, groeide het aantal broedparen in Vlaanderen van 1 in 1995 tot 47 in 2010.

Er zijn reeds Slechtvalken gezien die op industrieterreinen bij kunstlicht jagen op nachttrekkende vogels zoals de Waterral en de Kwartel.    

Een nieuwe zeer ernstige bedreiging (2010) is de genetische “vervuiling” van de Midden-Europese populatie door ontsnapte mannelijke hybriden van Giervalken Falco rusticolus en Slechtvalken die in de vrije natuur met Slechtvalkvrouwtjes paren en met succes jongen voortbrengen.  

Home