NATUURLEXICON


Smalvleugelige Sachembijenoliekever        

Sitaris muralis


De Smalvleugelige Sachembijenoliekever Sitaris muralis behoort tot de oliekevers (Meloidae). Deze zeldzame kever is duidelijk herkenbaar aan de typische vorm van de dekschilden. Deze zijn naar achteren toe erg versmald.

Alle larven van oliekevers leven parasitair bij wilde bijen.

De volwassen kevers verschijnen eind augustus en paren dan. Ze voeden zich overwegend met bladeren, stuifmeel en nectar. Ze leven slechts enkele weken. De mannetjes kunnen vliegen en waarschijnlijk verlaten ze de geboorteplaats kort na de paring, waarna ze spoedig sterven.    

Het vrouwtje heeft gereduceerde vleugels en blijft in de buurt van de nestplaats van de gastheer. Het vrouwtje legt minstens 1000 stevig ingekapselde eitjes in de nabijheid van nesten van sachembijen (genus Anthophora). Deze bijen vliegen in het voorjaar zodat de volwassen kevers nooit hun gastheren zien. De belangrijkste gastheer is de Gewone Sachembij Anthophora plumipes. Na de eileg sterft ook het vrouwtje.

De larven komen in de nazomer of vroege herfst uit om te overwinteren op de bodem in gaatjes of in de strooisellaag. De uitgekomen larven worden triungulinen genoemd, naar de drie klauwtjes die aan het uiteinde van elke poot aanwezig zijn. De larven blijven bij elkaar op hun geboorteplek tot het volgende voorjaar, wanneer de sachembijen beginnen te vliegen.   

Deze triungulinen klauteren tegen planten op en gaan bij voorkeur op een bloem zitten. Als de bloem bezocht wordt door een sachembij, hecht de triunguline zich aan de bij vast (foresie of foretische verspreiding).

Als deze sachembij een mannetje is, dan stapt de triunguline over naar het vrouwtje tijdens de paring en laat ze zich meevoeren naar het nest. Als de triunguline in een bevoorrade nestcel terecht komt, laat ze los.   

De larve zuigt in het nest het aanwezige ei leeg en vervelt daarna in een wormvormige larve. Deze verandering wordt ook aangeduid met de term hypermetamorfose.

De larve voedt zich met de in het nest aanwezige (vloeibare) nectar-met-stuifmeelbrij. Ze doorloopt een aantal zeer verschillende ontwikkelingsstadia (hypermetamorfose) in dezelfde broedcel. Uiteindelijk verpopt de larve. Doorgaans gebeurt dit in de tweede zomer (tweejarige cyclus).  

Na enige tijd komen de kevers vrijwel synchroon uit de poppen te voorschijn. Dit vergroot de kans op een ontmoeting tussen beide geslachten.

Deze kever kan er lokaal voor zorgen dat de gastheer zelf geen nakomelingen heeft.

Home