NATUURLEXICON


Rugstreeppad

Epidalea calamita


De Rugstreeppad Epidalea calamita meet 6 tot 8 cm. Midden op de wrattige rug draagt het dier een heldergele lengtestreep. Jonge Rugstreeppadjes zijn van jonge exemplaren van de Gewone Pad Bufo bufo te onderscheiden doordat ze niet springen, maar rennen.

Het is een nachtactief dier. In het voorjaar –vanaf mei- roepen de mannetjes luid knorrende klanken bij het begin van de nacht. Hiervoor gebruiken ze hun blauw of paars gekleurde kwaakblaas. Met het geluid trekken ze de vrouwtjes aan.

Zijn voedsel bestaat uit ongewervelde dieren, onder meer insecten en hun larven, spinnen en wormen.

Deze soort bewoont vooral duingebieden, stuifzandgebieden en heidevelden, maar kan ook wel op industrieterreinen, in havens, op opgespoten terreinen en in zandgroeven leven. Het is een warmteminnende pioniersoort.  

Hij bewoont graag natte duinpannen en profiteert als pioniersoort van de aanleg van nieuwe poelen en plassen.

De voortplantingspoelen van deze pad mogen in het voorjaar niet te snel uitdrogen om sterfte onder de eitjes en de dikkopjes te beperken. Ze hebben meestal weinig begroeiing, kale oevers en plaatsen met ondiep water.

Soms kiest de Rugstreeppad tijdelijke wateren in vaak onstabiele milieus.

De eisnoeren kunnen dan wel uitdrogen, maar in dat water zitten wel geen vissen en moet hij het aanwezige voedsel niet delen met andere soorten.

De populaties moeten met elkaar in verbinding staan. Geïsoleerde populaties dreigen te verdwijnen bij ongunstige milieu-invloeden. In diepe, permanente poelen komen Rugstreeppadden niet voor, vermoedelijk door de te grote concurrentie van andere amfibielarven. Een netwerk van regelmatig droogvallende poelen, die onderling in verbinding met elkaar staan, biedt grotere overlevingskansen dan één grote poel. Deze poelen variëren best ook nog in diepte.

De eisnoeren zijn karakteristieke dubbele snoeren met zwarte paddeneitjes. Als het water te zuur wordt, beschimmelen de eitjes en komen er geen jonge padjes meer uit. De eisnoeren worden meestal op een kale bodem en in ondiep water afgezet.

De aanwezigheid van vissen in het water betekent een nadeel; de vissen eten de eieren en de larven.

Verdroging, het dichtgroeien van oevers met planten en het wegverkeer vormen ernstige bedreigingen voor deze soort.

In de omgeving van de poel is er best open zand aanwezig waarin het dier zich kan ingraven.

Verbossing en verruiging bevoordelen generalisten zoals de Gewone Pad Bufo bufo en de Bruine Kikker Rana temporaria. De larven van beide soorten zijn indirecte concurrenten van de larven van de Rugstreeppad.  

Naarmate de vegetatie dichter wordt, wordt de omgeving voor de Rugstreeppad minder gunstig en wordt het dier weggeconcurreerd.


Home