NATUURLEXICON


  Pseudaulacaspis pentagona


De schildluis Pseudaulacaspis pentagona is afkomstig uit Oost-Azië maar werd in de negentiende eeuw in Italië geïntroduceerd. Het vrouwtje heeft een wit, rond schildje van 2,8 mm groot met een roodbruine kern. Het mannetje heeft een langwerpig, smal schild. Het vrouwtje legt 100 tot 150 eitjes die 3 à 4 dagen later uitkomen.  

Het eerste larvenstadium is mobiel (crawlers) en kan zich 1 m verplaatsen of verspreid worden via de wind, vliegende insecten of vogels. Het verslepen van plantenmateriaal is de grootste bron van verspreiding. De vrouwtjes kunnen bij min 20°C nog overleven. In West-Europa kent deze soort slechts 1 generatie, terwijl er in een warm klimaat 3 tot 4 generaties worden geteld.

Deze schildluis komt voor op meer dan 100 verschillende soorten bomen, struiken en planten.

De schildluis onttrekt voedingsstoffen aan de waardplanten waardoor deze verzwakken; bij zware aantastingen kunnen twijgen en takken verdrogen en kunnen zelfs volwassen bomen afsterven.

De afname van de vitaliteit van de waardplant uit zich onder andere in het verkleuren (roze-achtig) en afsterven van de bast. Deze planten komen dun in het blad te staan en het blad kan vergelen. Bij fruitbomen blijven de vruchten klein of vallen ze vroegtijdig af. Jonge planten verdrogen vrij snel en sterven af.

Gedurende de laatste decennia heeft de schildluis zich, mogelijk ten gevolge van de klimaatverandering noordwaarts in Europa verspreid.

De schildluis komt vooral voor op Trompetbomen Catalpa species en Honingbomen Sophora species.  

De parasitoïde sluipwesp Encarsia berlesei, die ook afkomstig is uit Oost-Azië,  is een natuurlijke vijand van deze schildluis. Deze wesp werd in Zuid-Europa geïntroduceerd voor de biologische bestrijding in perzikboomgaarden; ook deze wesp komt onder meer reeds in Nederland voor.

Home