NATUURLEXICON


Parnassia  

Parnassia palustris


De Parnassia Parnassia palustris groeit in vochtige duinvalleien, op blauwgraslanden, in voedselarme, kalkrijke, basische laagveenmoerassen, op een humusrijke zandgrond of leem. De plant, die tot 30 cm hoog wordt, bloeit van juli tot september met witte gesteelde en alleenstaande geurende bloemen met geaderde kroonbladeren. De bladeren zijn hartvormig. Enkele staan in een rozet aan de stengelvoet ingeplant; één stengelomvattend blad groeit aan de bloeistengel.  

Per stengel draagt de plant één bloem. De bloemen hebben vruchtbare meeldraden die na elkaar rijpen en daarnaast steriele staminodia die aan de voet honing afscheiden en aan de top glinsterende druppeltjes afscheiden, die vliegen afleiden. Elk staminodium lijkt op een handje met vingers die elk in een glanzend knopje eindigen. De meeldraden staan tussen de staminodia en zijn stevig en wit van kleur.

Het afgraven van oude duinakkers biedt kansen voor deze soort, die houdt van natte voeten en een voedselarme bodem.

Deze plant is gevoelig voor verdroging, verzuring, ontkalking, vermesting, aantasting van de leefgebieden, vervuiling en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.

Home