NATUURLEXICON


Natuurbehoud


Natuurbehoud stelt zich tot doel de biodiversiteit te behouden, te herstellen en op een actieve manier te beheren.

Het is niet langer dan 100 jaar dat de relatie tussen de mens en de natuur als problematisch wordt ervaren en er mensen zijn opgestaan die opkomen voor de belangen van de natuur. Het moderne natuurbehoud is niet ouder dan enkele decennia. Pas in 1970 was er een kaderwet inzake natuurbehoud. Pas eind de jaren 1990 kwam er een nieuw decreet in Vlaanderen. In Nederland was er een parallelle evolutie met belangrijke wetgeving inzake natuurbescherming in 1967, die vervolgens ook ingrijpend werd gewijzigd in 1998 en 2017.

Zowel op regionaal, nationaal als internationaal niveau breekt het natuurbehoud uit zijn cocon.

De mens heeft de natuur nodig, als een kwestie van leven en overleven. Maar tegelijk beslist de mens over leven en dood van andere organismen op een zeer ingrijpende manier.

Het is noodzakelijk om de biotopen waarin planten en dieren voorkomen voor de toekomst veilig te stellen en de negatieve invloeden (milieuverstoringen) zowel intern als extern om te buigen in voor de natuur gunstige omstandigheden.  

Een essentiële vereiste is dat er tussen populaties onderling uitwisselingsmogelijkheden van het genetisch materiaal door middel van migraties moeten blijven bestaan. Bij kortstondige rampen (branden, overstromingen, vervuiling) moeten er enerzijds vluchtmogelijkheden zijn, en anderzijds moet er een herkolonisatie vanuit naburige of ermee in verbinding zijnde gebieden kunnen optreden. Om deze twee redenen is het onontbeerlijk dat natuurgebieden (in de brede zin van het woord, namelijk gebieden met belangrijke natuurwaarden) op een duurzame manier met elkaar in verbinding staan.    

Zowel private natuurverenigingen als de overheid hebben door aankoop reeds verschillende natuurwaarden veilig kunnen stellen.

Maar voor een echt behoud van de biodiversiteit moet het maatschappelijk draagvlak nog flink worden verbreed.

Iedereen dient betrokken te worden bij dit behoud en natuurbescherming mag zich niet beperken tot de natuurreservaten of de natuurgebieden senso stricto. Ook het koesteren van de stadsnatuur (onder meer muurvegetaties, Gierzwaluw, zwaluwen, Kerkuil) en van de kleine landschapselementen is van zeer groot belang. Zelfs industriegebieden en haventerreinen herbergen bijzondere soorten.

Voor planten en dieren is het van belang dat overal de kwaliteit van de leefgebieden in orde wordt gebracht, zowel in natuurgebieden als in de buitengebieden, in de stad als op het platteland en bij infrastructuur zoals wegbermen en oevers. De noodzakelijke transitie in de landbouw naar een natuurinclusieve landbouw wordt nog te vaak en te veel belemmerd door leveranciers, afnemers en bankinstellingen.

De betrokkenheid van de mens tot de natuur kan worden aangewakkerd door het verbreden van de kennis over de planten en dieren om ons heen.   

De natuur staat vaak onder zware druk.

In de Wadden in Nederland moeten bijvoorbeeld gasproducenten, boeren, schelpdiervissers, wadlopers en watersporters delen met vogels, vissen en zeehonden. De Wadden omvatten zo’n 50 eilanden en hoge zandplaten en beslaan een oppervlakte van 8000 vierkante kilometer. Ze vormen het grootste aaneengesloten natuurgebied van Europa en een uniek decor van eilanden, zee, stranden, duinen, zandplaten, geulen en wadvlakten.

Honderduizenden vogels (sterns, strandlopers, Rotganzen) strijken er neer om te rusten, te foerageren of te broeden. Voor deze vogels zijn de Wadden van levensbelang. Ook voor bepaalde vissoorten (Schol, Tong, Bot, Haring) is de Waddenzee een noodzakelijke schakel in de levenscyclus. De ondiepe wateren behoren tot de voedselrijkste gebieden ter wereld. De vissen worden in de Noordzee geboren en groeien op in de Waddenzee, waar voedsel in het relatief warme water overvloediger is dan elders.

Het natuurgebied de Boschplaat op Terschelling is een belangrijk broedgebied (Zilvermeeuw, mantelmeeuwen).

Enkele soorten (zoals Zeedonderpad, Puitaal en Harnasmannetje) brengen zelfs hun hele leven door in de Waddenzee.

In het gebied De Slufter (Texel) gedijen veel zoutminnende planten.

De sterke en complexe getijdewerking geeft het gebied een uitgesproken dynamiek. Twee keer per dag staat ongeveer de helft van de Waddenzee droog en ook weer twee keer onder water. De zee zorgt ervoor dat land ontstaat en land weer verdwijnt. De eilanden met een bodem van zand schuiven geleidelijk op of verdwijnen in zee. De mens probeert hier invloed op te krijgen door het opspuiten van zand of het bouwen van strekdammen of betonnen muren in zee, maar het heeft er alle schijn van dat de zee toch steeds deze strijd zal winnen.

Reeds meer dan 50 jaar strijdt de Waddenvereniging voor het behoud van het gebied. De wetlands vallen onder bescherming van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en grote delen zijn aangewezen als Staatsnatuurmonument. Toch blijkt de strijd voor het behoud permanent nodig.

Tot circa 1930 was de Waddenzee nog de vaste verblijfplaats van groepen Tuimelaars Tursiops truncatus. Men kon toen nog enkele meters diep op de zeebodem kijken. Grote velden met Zeegras Zostera species wisselden af met mossel- en oesterbanken. De dolfijnen verdwenen. De zee werd troebel. Vooral grote roofvissen verdwenen uit het systeem. De laatste decennia kwamen ook verschillende vogelsoorten (Kanoet, Scholekster, Eidereend) in het gedrang. De visserij ploegde de soortenrijke bodem van de Waddenzee om en schraapte deze leeg, zodat het voedsel voor de vogels (zoals Kokkels en Nonnetjes) verdween.

Inpolderingen op de eilanden zorgden ervoor dat de invloed van stromend water wegviel en daarmee dus ook de kenmerkende afwisseling van zout en zoet water. Stuifdijken zorgen ervoor dat de duinen niet langer de invloed ondergaan van water en wind zodat hoge grassen, struwelen en zelfs bossen de plaats innemen van de schrale pioniervegetaties.

Het Waddengebied staat onder zware druk. Gevaarlijk dichtbij liggen industriële en dichtbevolkte gebieden en drukbevaren scheepvaartroutes. Het Waddeneiland Texel ontvangt ‘s zomers massa’s toeristen. Recreanten zoeken rust en ruimte, maar ontnemen hierbij de aanwezige fauna van de nodige rust en ruimte. Onderzoek leert dat wadlopers, die over de zeebodem waden, 4,5 miljoen kokkels Cerastoderma edule doden door vertrapping.            

Schelpdier- en garnalenvissers en wadpierstekers zijn van de zee afhankelijk. De mechanische kokkelvisserij waarbij de vissers met zware metalen korrels over een breedte van tientallen meters alle dierlijk en plantaardig leven van de zeebodem schraapten, is nog maar vrij recent (2005) verboden.

Gasexploitanten zoeken naar reserves in de bodem. Gasboringen tot zo’n 4 km diep onder de Waddenzee zouden volgens de exploitanten 100% “veilig” zijn. Zij beloven erover te zullen waken dat de bodem niet sneller daalt dan ze zand wordt aangevoerd. In het Duitse deel van de Wadden worden in de kwelders sinds 2005 proefboringen naar gas gedaan.  

Straaljagers van de luchtmacht gebruiken bij oefeningen onder meer oude tanks in natuurgebied de Vliehors (Vlieland) als doelwit. Elders in de Wadden oefenen mariniers met amfibische voertuigen tussen broedende vogels.

Veel vogels en andere dieren zijn ondertussen aan één en ander gewend geraakt, maar jonge vogels die hier voor het eerst neerstrijken kunnen door deze activiteiten wel worden opgeschrikt.  

Bij een scheepsramp kunnen gif en olie zich in de Waddenzee snel verspreiden en zijn vanwege het ondiepe water moeilijk te bestrijden, met alle gevolgen vandien.

Sommige routes van trekvogels kruisen de sterk in aantal toenemende windmolens langs de kust.

Andere bedreigingen voor de Wadden worden gevormd door de klimaatverandering, scheepsrampen, havenuitbreidingen, lozingen van het zogenaamde “microafval”, een tekort aan voedsel voor planten en micro-organismen en de inplanting van windmolens.  

Home