NATUURLEXICON


Mineralen


Mineralen zijn alle anorganische elementen behalve koolstof, zuurstof en waterstof, die in de bodem aanwezig zijn en door de planten opgenomen kunnen worden. Het ontstaan van mineralen vanuit dood organisch materiaal noemt men mineralisatie.

Zodra een plant of dier sterft, zullen de organische verbindingen waaruit het organisme is opgebouwd, worden afgebroken door bacteriën en schimmels tot anorganische verbindingen (reducenten).

Zodoende komen de stoffen vrij en kunnen ze weer opgenomen worden door plant en dier.

Mineralisatie is een belangrijk onderdeel in de kringloop van de elementen (biogeochemische cyclus). Ze is erg temperatuur- en zuurtegraad (pH)-gevoelig.  Een deel van de organische verbindingen kan moeilijk afgebroken worden en blijft dan als humus in de bodem. In veenbodems waar weinig zuurstof voorhanden is, vindt nauwelijks afbraak plaats. In de plaats daarvan wordt veen gevormd, waarbij onverteerde planten- en dierresten worden samengeperst.

De belangrijkste mineralen voor de plant zijn natrium, fosfor, zwavel, kalium, calcium  en magnesium.

Daarnaast zijn er nog verschillende sporenelementen zoals ijzer, koper, kobalt, mangaan, molybdeen en boor. Deze elementen worden vaak ingebouwd in enzymen en zijn ook essentieel voor een goede groei van de plant. Bij het ontbreken van deze sporenelementen treden groeistoornissen op (gebreksziekten). Een teveel kan vergiftigingsverschijnselen veroorzaken. Slechts 0,2 % van de in de bodem aanwezige mineralen is in het water opgelost en voor de plant beschikbaar. De rest is gebonden aan organische of anorganische stoffen of geadsorbeerd aan bodemelementen.


Home