NATUURLEXICON


Migratie


De migratie –of trek- is het pendelen van organismen tussen 2 of meer vaste leefgebieden, die ze meestal gedurende enige tijd bewonen. Het is de verplaatsing die gekenmerkt wordt door een gerichtheid en door een periodiek vertrek en terugkeer.

Vooral het trekgedrag van vogels is bekend. Veel vogels broeden in lente en zomer bij ons en trekken naar het zuiden in de winter. In de zomer is het in het mediterraan gebied of Afrika te dor of te warm om jongen groot te brengen, en hier heerst er in de winter dan weer voedselschaarste, bijvoorbeeld voor insecteneters.
Migratie is pas effectief als de soort in haar nieuwe lokaliteit in staat blijkt zich te handhaven.

Elke actieve of passieve verplaatsing van planten of plantenzaden of dieren is een migratie. De vogeltrek is een periodieke migratie. In het geval van de verplaatsing van individuen weg van een populatie of naar een populatie spreekt men respectievelijk van emigratie en immigratie. Migratie is van groot belang voor de genenuitwisseling (gene flow) en het voorkomen van inteelt als de populatie te klein wordt.

Een ander voorbeeld van migratie is de trek van de Palingen Anguilla anguilla die paaien in de Sargassozee (Atlantische oceaan ten oosten van Florida) maar hier opgroeien tot volwassen dieren.

Amfibieën trekken jaarlijks tussen hun overwinterings- en hun voorplantingsgebied (waterbiotoop), en een aantal soorten hebben ook nog een zomergebied of landbiotoop.

Ook op het eerste zicht heel honkvaste soorten zoals de Adder Vipera berus verplaatsen zich wisselend naar verschillende deel-leefgebieden.

Het is daarom belangrijk de ecologie van de soorten te kennen zodat de verschillende deelgebieden in stand worden gehouden en de verbindingsmogelijkheden geoptimaliseerd worden.

In een tweede (minder geslaagde) betekenis wordt de term “migratie” ook wel aangeduid als de som van emigratie en immigratie.

Home