NATUURLEXICON


Levermelkzwam

Lactarius hepaticus


De Leverbot Fasciola hepatica is de bekendste zuigworm. Deze worm komt vooral voor bij grasetende dieren zoals runderen, schapen, geiten, paarden en konijnen. Bij deze dieren kan de Leverbot anemie, groeivertraging, conditieverlies en diarree veroorzaken. Paarden die samen met herkauwers grazen op vochtige weiden lopen een verhoogd risico op de besmetting.

In de tussengastheren huist de Leverbot vooral in de galbuis (nabij de lever). Hij produceert daar talrijke eitjes. Deze eitjes komen via de galbuis in het darmkanaal en vervolgens met de uitwerpselen in de buitenwereld terecht.

Afhankelijk van de temperatuur en de aanwezigheid van vocht, ontwikkelt zich binnen de 2 à 4 weken een larve, die in het water leeft. Deze larve gaat actief op zoek gaat naar de tussengastheer, namelijk de Afgeknotte Poelslak Galba truncatula. Dit is een kleine waterslak die leeft op waterplanten in sloten en

De Leverbot kan zich zonder deze slak niet ontwikkelen.

De larve dringt de slak binnen. In de slak plant de larve zich ongeslachtelijk voort en maakt daar zogenaamde sporocysten, die zich in de slak verder ontwikkelen en na ongeveer 2 maanden de slak verlaten. Ze zwemmen rond en zetten zich vast op water- en oeverplanten en kapselen zich in.  

Na opname van de besmette planten door de gastheer, bijvoorbeeld een grazend schaap of rund, komen de jonge larvale Leverbotjes vrij in de darm. Ze doorboren de darmwand, komen in de buikholte en dringen de lever binnen. Ze migreren verschillende weken lang door het leverweefsel, waarbij ze groeien en leverweefsel aantasten. Uiteindelijk belanden ze in de galbuis, waar ze volwassen worden en eieren gaan produceren. Leverbotten kunnen ook op andere plekken in het lichaam zoals het bindweefsel terechtkomen.

Bij schapen kunnen deze leverbotten meerdere jaren in de galbuis overleven. Bij runderen zouden ze minder lang aanwezig blijven. De volledige cyclus duurt minimaal 17 à 18 weken.

Ook de mens kan een infectie oplopen door het eten van besmette planten zoals Wilde Waterkers, Veldsla of door op gras te kauwen.

Na het rauw eten van deze planten komen de microscopische larven in de dunne darm vrij. Na penetratie van de darmwand komen ze in de lever terecht en geven bij de mens aanleiding tot aandoeningen zoals pijn in de buikstreek, koorts, diarree, geelzucht, verteringsklachten en allergieën.

Deze worm gedijt beter in vochtige tot natte omstandigheden.


Home