NATUURLEXICON


Lepelaar

Platalea leucorodia   


De Lepelaar Platalea leucorodia is een vogel met een typische lepelvormige snavel. Hij is wit gekleurd. Volwassen vogels hebben ’s zomers een dikke afhangende kuif en een oranjegele borstvlek. Jonge vogels hebben een lichtere snavel en zwarte toppen aan de vleugels.

Hij meet tot 86 cm. Het is een zwijgzaam dier; alleen op de nesten houden de jongen veel lawaai. Ze roepen met een hoge en hese roep om voedsel.

De vogel broedt in kolonies. Er zijn slechts enkele broedkolonies van deze soort in Europa.

Hij kan worden gezien tussen half maart en september. De vogel vliegt met een gestrekte hals. Meestal vliegen Lepelaars in een rij naast elkaar.

De Lepelaar broedt in rietlanden en oeverstruwelen in bomen of in riet, soms op de grond. Hij foerageert in ondiep water. Daarbij slaat hij de snavel met een slingerende kopbeweging door het ondiepe water en neemt zo voedsel op. In de verbrede snavel zitten aan de binnenkant ribbels die voorzien zijn van een dicht netwerk van tastorgaantjes. Zo vindt hij op de tast allerlei prooidieren, zoals stekelbaarzen (lievelingsmenu), garnalen of zelfs kikkers. Voedsel vindt hij onder meer in ondiepe polderslootjes tot 30 km rond de nestplaats.  

Lepelaars rusten vaak rechtopstaand, met de kop in de veren, langs sloten of op weilanden.

Mannetje en vrouwtje bouwen samen aan het nest, dat bestaat uit takjes en riet en vaak op een eilandje of bovenop een takkenhoop wordt gemaakt. In de kolonies bevinden de nesten zich op een afstand van 1 tot 2 m van elkaar. De eileg begint reeds eind maart, begin april. Gedurende 23 tot 25 dagen broeden het mannetje en het vrouwtje afwisselend. Ongeveer een maand na het leggen van het eerste ei komen de jongen uit. De broedparen die pas eind april aankomen, leggen ook in mei nog eieren.

De overwinteringsgebieden bevinden zich in Afrika. Tussen augustus en oktober vertrekken de Lepelaars die bij ons hebben gebroed aan een trektocht van soms wel 4000 km naar het zuiden, tot in de natte delen van de delta van de Senegalrivier. Vanwege de zachte winters blijven er tegenwoordig wel enkele Lepelaars bij ons overwinteren.

De Lepelaar broedt in Europa maar op een beperkt aantal plaatsen. Door het verdwijnen van geschikte leefgebieden, het droogvallen van vochtige gebieden en de toenemende recreatie is de populatie in de loop van de twintigste eeuw onder druk komen te staan.  Door gerichte beschermingsmaatregelen en het vergroten van de leefgebieden kan het tij worden gekeerd.

Vispassages en natuurvriendelijke sloten zijn voor deze vogel van belang. Hij is zeer verstoringsgevoelig. Het is een viseter, die aan de top staat van de voedselpiramide en dus zeer gevoelig is vergiftiging. Soms worden de eieren en de jonge vogels door roofdieren (zoals de Vos) geroofd. Lepelaars broeden graag in het gezelschap van andere vogels (zoals Kokmeeuwen, Aalscholvers en Blauwe Reigers).

Hij broedt vooral in noordelijker gelegen gebieden, al zijn er ook in Vlaanderen  broedplaatsen. Deze vogel lijkt zijn broedgebied in Europa namelijk uit te breiden. In Nederland broedden er anno 2009 reeds zo’n 1500 Lepelaars. In Vlaanderen kan het aantal broedgevallen van deze mooie vogel ook (verder) toenemen, als we hiertoe de nodige kansen aanreiken.

Home