NATUURLEXICON




Klimaatsystemen werken traag. Veel gevolgen zullen pas binnen tientallen jaren duidelijk worden. Zelfs als de uitstoot van broeikasgassen nu wordt beëindigd, zal de Aarde nog decennialang blijven opwarmen.  

Klimaatverandering kan zowel een opwarming, zoals we die in Vlaanderen nu kennen, als een afkoeling betekenen.

Wanneer de warme Golfstroom door een snelle klimaatverandering zou worden afgeleid, dan zou het in Europa immers kouder worden in plaats van warmer.

Wanneer zout water rond de Noordpool een temperatuur van O° Celsius bereikt, bevriest het niet maar de dichtheid van dat water wordt groter, waardoor het zinkt. Het koude diepe water vloeit hierdoor in de richting van de Evenaar, waar het weer naar de oppervlakte komt. De waterstroom warmt daar vervolgens weer op en stroomt langs onze kusten naar de Noordpool terug. Deze warme, bewegende watermassa warmt de landmassa’s van West-Europa op.

De Golfstroom zou wel eens kunnen van richting veranderen wanneer de ijskappen verder gaan afsmelten. In Europa zouden er Siberische winters kunnen ontstaan. In het verleden hebben dergelijke veranderingen geleid tot ijstijden.

Het afsmelten van ijskappen kan ervoor zorgen dat oeroude virussen die eeuwen in leven zijn gebleven, weer actief worden. Mensen en dieren hebben hier geen weerstand tegen. Hierdoor zullen nieuwe ziektes ontstaan, waartegen men wellicht na veel slachtoffers een remedie zal kunnen uitwerken.   

Ecosystemen die zich niet aan de snelheid van de klimaatverandering kunnen aanpassen, kunnen verdwijnen of veranderen.  

Koudbloedige en kortlevende dieren zoals insecten zullen vermoedelijk sneller reageren op de recente en toekomstige klimaatverandering dan warmbloedige en langlevende dieren zoals vogels en zoogdieren.

Insecten schuiven op in noordelijker richting of naar hoger gelegen gebieden.

Meer gespecialiseerde en weinig mobiele soorten zullen niet in staat zijn om voldoende geschikte gebieden te vinden waarlangs ze klimatologisch geschikte plekken kunnen bereiken.  

Koolstof is een van de bouwstenen van het leven op Aarde. De meeste koolstof op het land ligt opgeslagen in de bodem. Als de klimaatverandering niet kan worden gestopt of afgeremd, dan zal er een aanzienlijke hoeveelheid koolstof in gasvormige toestand de komende decennia de lucht in gaan. Dat zal dan zijn in de vorm van koolstofdioxide of methaan en dit zijn nu net ook broeikasgassen. Dit betekent een grote extra uitstoot die nog eens bovenop de hoeveelheid komt die de mens al veroorzaakt. Deze broeikasgassen zullen de klimaatverandering dus nog versterken en hiermee dus ook de impact op de bodem. We kunnen dus spreken van een sneeuwbaleffect.  De grootste hoeveelheden koolstof liggen opgeslagen in de koudste gebieden op Aarde. Dein duizenden jaren opgebouwde voorraad breekt versneld af bij een klimaatopwarming, omdat het bodemleven dan veel actiever wordt. Vooral de micro-organismen in de bodem gaan veel sneller werken, waardoor de omzetting veel sneller verloopt.  

Veel terrestrische, mariene en zoetwatersoorten reageren op de klimaatverandering door hun geografische verspreidingsgebieden, hun seizoensactiviteiten, hun migratieschema’s, hun omvang en hun interacties met andere soorten te wijzigen.

De voorbije 20 jaar (2021) zijn er wereldwijd twee keer meer natuurrampen geregistreerd dan in de 20 jaar ervoor (1980 – 1999). Onder natuurrampen vallen zowel aardbevingen, bosbranden, overstromingen, stormen en vulkaanuitbarstingen als droogte en extreme temperaturen. Vooral hittegolven dreigen in de nabije toekomst (2021) een groot probleem te worden. De stijging van het aantal natuurrampen wordt voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door de klimaatopwarming.  


Home


- Dossier -

Klimaatverandering en de natuur


- Deel 3 -

Gevolgen van de klimaatverandering : algemeen

Terug naar de startpagina van dit dossier