NATUURLEXICON


De Kleine Maagdenpalm Vinca minor vinden we vooral in loofbossen en hagen op een vochtige en voedselrijke bodem. Dit halfheestertje wordt sinds lang ook als sierplant in tuinen gekweekt en komt veel verwilderd voor. Meestal zullen de aangetroffen planten verwilderde exemplaren zijn. Deze plant verwilderde reeds in de middeleeuwen vanuit klooster- en kasteeltuinen. De plant is een schaduwtolerante soort.

Deze plant wordt tot 30 cm hoog en bloeit in april en mei met blauwe, alleenstaande en kortgesteelde bloemen. De kroonslippen lijken schuin afgeknot.

Er is een witte ring zichtbaar rond het centrum van de bloem. De kelk heeft onderaan 5 vergroeide lancetvormige slippen.

De bladeren, die in de winter groen blijven,  zijn kaal en tegenoverstaand.

De zaadjes zijn bruin en wrattig. De vruchten komen bij ons zelden tot ontwikkeling. De verspreiding gebeurt door de niet-bloeiende stengels die uitlopen en wortelen. Daarom worden vaak grote bestanden van deze plant gevormd.

Hommels en bijen staan in voor de bestuiving van de bloemen.

Alle plantendelen zijn giftig.

Home


Kleine Maagdenpalm

Vinca minor