NATUURLEXICON


Kievit

Vanellus vanellus   


De Kievit Vanellus vanellus meet tot 32 cm. Hij heeft een opvallende kuif, een zwarte hals en witte onderdelen met een zwarte borstband. De rug is iriserend groenzwart. De onderstaart is kastanjebruin.

De vogel kan het hele jaar bij ons worden gezien, vooral op natte hooilanden en in akkers. De Kievit broedt sinds het begin van vorige eeuw ook in drogere graslanden, soms ook in zomergraanakkers. Noordelijke vogels blijven bij ons overwinteren. Kieviten mijden in de regel vorst.

De vogels die hier in de lente verblijven, broeden ook hier.    

Het is een koloniebroeder. Een koppel broedt samen met enkele andere koppels. Dit maakt de vogels sterker in de afweer van predatoren.

Het mannetje voert in de lente baltsvluchten uit boven zijn territorium. De roep klinkt als “kie-wie”.

Van maart tot mei legt het vrouwtje 4 eieren in een nestkuiltje. De ouders wisselen af bij het broeden en het verzorgen van de jongen. Vroeger werden de eieren van Kieviten vaak geraapt.

Kort na het broedseizoen wordt bij deze soort vaak een zogenaamde “boemeltrek” waargenomen. Dit is een vrij ongerichte trek op zoek naar voedselplaatsen. Vooral eind oktober- begin november trekken vogels uit Nederland en Noord-Europa massaal over Vlaanderen op weg naar het zuiden.

Het intensief grondgebruik van graslanden en mechanische onkruidbestrijding op maïsakkers maken het agrarische landschap minder geschikt voor Kieviten.

Wanneer men de waterhuishouding in het leefgebied verbetert (lees: vernat), dan hebben de kuikens van de Kievit meer overlevingskansen. De biomassa aan ongewervelden die op de bodem leven neemt toe. Ook de hoeveelheid ongewervelden in de lucht boven de herstelde percelen zal toenemen. De kuikens kunnen dan meer voedsel opnemen. De klimaatverandering met als gevolg langere droogteperiodes zorgt ervoor dat het behoud van voldoende natte percelen in de toekomst nog aan belang zal toenemen.

Halverwege de vorige eeuw kwam de Kievit verspreid in Vlaanderen voor, vooral in uitgestrekte vochtige weilanden van de kustpolders en riviervalleien en in natte heidegebieden in de Kempen.

Tegen de jaren 1980 steeg het aantal spectaculair doordat de Kievit de weilanden in riviervalleien verliet en ging broeden op akkerland.

Aanvankelijk was deze ommezwaai gunstig voor de vogel, maar nadien bleek dit toch een verkeerde keuze want de landbouw werd intensiever. Men kan spreken van een “ecologische” val.  

Sinds de eeuwwisseling is er een halvering opgetreden van de populatie. De afname gaat nog steeds door. De akkers worden tegenwoordig veel intensiever bewerkt. De Kievit heeft te weinig tijd om te broeden. De nesten worden omgeploegd. De Kievit start een tweede nest, maar de jongen van het tweede legsel gaan ook grotendeels verloren door een tekort aanvoedsel. Ze lopen verloren in de akkergewassen die ondertussen veel te hoog zijn geworden.

De klimaatverandering, met extremen van zeer droge tot kletsnatte voorjaren, maakt het voor de vogel nog erger.

De vogel kan niet meer terug naar de graslanden waar vroeger werd gebroed; deze zijn immers omgezet in intensieve akkers en de graslanden worden veel te intensief bemest en gemaaid.

Veel nesten gaan verloren door de landbewerking met zware machines. Deze zorgen zowel voor het vernietigen van de nesten als voor het sterven van de kuikens. Predatie op nesten met eieren blijkt volgens onderzoek een te verwaarlozen factor.

Veel Kieviten beginnen laat (eind april-begin) met een eerste broedsel, vaak op kale percelen met pas gezaaide gewassen (maïs, bieten, aardappelen).

Door percelen vroeger in het jaar aantrekkelijk te maken voor de Kievit, kan hij misschien worden verleid om vroeger te gaan broeden. Landbouwers zouden actief kunnen meehelpen door de nesten te ontzien en er bij zaai- en ploegwerken omheen te rijden. Natte akkers en akkerdelen kunnen worden vrijgehouden als broedzone voor Kieviten.  Op de plaatsen waar Kieviten laat op de akkers broeden kan men zorgen dat die plaatsen nat worden gehouden met veel open grond tussen lage vegetatie.   

Loopkevers en aardwormen vormen belangrijke prooidieren voor de kuikens. Als er te weinig voedsel is, moeten kuikens meer tijd besteden aan foerageren om voldoende voedsel te vinden en daarbij grotere afstanden afleggen. Het risico om hierbij natuurlijke vijanden (Vos, roofvogels) tegen te komen toe neemt dus toe.   

Home