NATUURLEXICON


Ingekorven Vleermuis

Myotis emarginatus  


De Ingekorven Vleermuis  Myotis emarginatus behoort tot de meest bedreigde vleermuissoorten van West-Europa. Het is in Vlaanderen een zeer zeldzame soort.

Dit zoogdier meet 4 à 5 cm. De vacht is lang en los en maakt een warrige indruk. De haren zijn aan de bovenzijde driekleurig, basis grijs, middel strogeel, punten opvallend roestbruin tot vosrood. De onderzijde van de vleermuis is gelig tot grijs. De snuit is roodbruin, oren en vlieghuid donker grijsbruin. De oren van deze soort zijn middelmatig lang.

De tragus (stukje kraakbeen aan de voorzijde, voor de gehoorgang) is lancetvormig en aan de buitenrand fijn ingesneden.

Deze soort wordt soms verward met de Franjestaart Myotis nattereri.

Deze vleermuis kan op één nacht 15 à 20 km kan overbruggen.

De voornaamste jachtgebieden van deze vleermuis zijn bossen, maar ook boomgaarden, weilanden en houtkanten. Ook veestallen worden aangedaan, waar ze op hun favoriete prooien gaan jagen: vliegen (vooral Stalvlieg Stomoxys calcitrans) en muggen, zelfs spinnen (vooral webbouwende spinnen) staan op hun menu.  In open veestallen wordt vaak op de Stalvlieg Stomoxys calcitrans gejaagd.

De prooidieren worden dikwijls van muren of van bladeren ter hoogte van de boomkruinen geplukt. Ook vlinders en rupsen staan op zijn menu.

Bijna één uur na zonsondergang gaat deze vleermuis op jacht.

De soort is warmteminnend en verblijft in het noorden in de zomer overwegend in gebouwen en in het zuiden overwegend in grotten. We vinden haar in bebouwde gebieden met parken, tuinen en waterpartijen, alsook in karstgebieden.

De zomerverblijven liggen op zolders met temperaturen rond de 25 à 30 graden. Hierbij hangen de dieren in grote groepen aan zolderbalken of in de nok. De kraamkolonie is in vergelijking met deze van andere soorten sterker verlicht.

De zolders zullen vooral grote zolders zijn van kerken, kastelen of abdijen.

Deze vleermuis komt in verhouding met andere soorten vleermuizen later aan in de zomerverblijfplaatsen. De eerste dieren arriveren begin mei, er worden kolonies gevormd vanaf juni tot en met september.

De zomerverblijven moeten voor deze vleermuis gelegen zijn in de buurt van groene verbindingselementen zoals bossen, boomgaarden, waterlopen, enz. zodat de dieren op jacht kunnen gaan naar prooien.

De invliegopeningen moeten groot genoeg zijn. Er mag bovendien niet te veel verstoring zijn door andere zolderbewoners (Steenmarter, Kerkuil, ratten, duiven).    

In ons land overwintert deze soort in mergelgroeven, grotten, forten en uitzonderlijk in ijskelders.

Deze vleermuis houdt van warme plekken in groeven of forten om te overwinteren van oktober tot april. Hij zal dus in grote groeven hangen, ver van de ingang, waar een temperatuur heerst tussen 5 en 10 °C.  In ijskelders of bunkers zal deze vleermuis deze omstandigheden meestal niet vinden.  

 ‘s Winters treft men deze soort aan op plaatsen zoals oude forten of mergelgroeven. In de mergelgroeven vinden we deze dieren meestal terug op de warmste plaatsen. Vaak hangen ze vrij of vormen ze zogenaamde clusters, waarbij meerdere individuen bij elkaar hangen.

De winterslaap begint vanaf september en eindigt rond eind april.

De soort is zeer verstoringsgevoelig, want deze vleermuis slapen normaal gezien bijna een hele winter door. Ze beschikken maar over een minimum aan vetreserves om de winter door te komen. Verstoring zorgt voor een grote sterfte onder de jongen. Natte en koude zomers zijn ook nefast voor dit dier.  

De grootste bedreigingen vormen vernietiging en verstoring van de zomer- en winterverblijven door renovatiewerkzaamheden en onderhoud aan daken en gebouwen en de ingebruikname van zolders, het afsluiten van in- en uitvliegopeningen op zolders voor vogels en verlichting van in- en uitvliegopeningen, het vellen van bomen in bossen en lanen en onderhoudswerkzaamheden en recreatief gebruik van winterverblijven.

Ook de versnippering van de leefgebieden waardoor vliegroutes worden afgesneden en aanrijdingen door voertuigen eisen veel slachtoffers. De jachtgebieden van deze vleermuis worden aangetast door een grootschalig bosbeheer, kaalslag en scheuren van graslanden. Het gebruik van insectenwerende producten op zolders die worden bewoond door vleermuizen moet worden vermeden.  

Geleidelijke en golvende, lichtrijke bosranden, open plekken in bossen en bloem- en insectenrijke graslanden (met veel webbouwende spinnen) zijn gunstig voor deze vleermuis.

Home