NATUURLEXICON


Huismus

Passer domesticus  


De Huismus Passer domesticus is een achteruitgaande maar nog steeds algemene broedvogel in Vlaanderen. Het is een intelligente vogel met een zeer groot aanpassingsvermogen. Het mannetje heeft een grote zwarte bef, een grijze kruin en een gestreepte bruine rug. Het vrouwtje is doffer bruin gekleurd. Ze mist de grijze kruin en de zwarte bef.   

De vogel voedt zich met zaden, knoppen, insecten, plantaardig materiaal, brood en keukenafval. De jongen eten alleen maar insecten.

Hij maakt een slordig nest van strohalmen, papier, en dergelijke onder dakpannen, in muurnissen, holten en richels van gebouwen, ook soms in bomen of struiken.

Deze vogel is sterk gebonden aan menselijke bewoning. Hij heeft tevens behoefte aan groen in de omgeving in de vorm van parken, tuinen en ruige hoekjes. Groenblijvende klimplanten (Klimop) en hagen (Wilde Liguster) worden dankbaar in gebruik genomen als nestplaats. De Huismus vertoont een voorkeur voor tuinen met een natuurlijke, overvloedige en inheemse vegetatie.  

Het vrouwtje legt van april tot augustus twee of drie keer per jaar 3 tot 6 eieren. Beide ouders broeden en voederen de nestjongen.  

De Huismus was één van de eerste vogels die gebruik gemaakt hebben van de stedelijke habitats die vooral ontstonden in de Industriële Revolutie aan het eind van de achttiende en in de loop van de negentiende eeuw, toen de bevolking in de steden enorm toenam.  

Aanvankelijk voedde de Huismus zich met het graan voor de paarden dat in de straten en bij de stallen was achtergebleven en nestelde hij in spleten van gebouwen. Nu hebben de moderne vervoersmiddelen, de properder straten en de moderne bouwmethoden een sterke achteruitgang bewerkstelligd. Anno 2007 mag worden gesteld dat de aantallen ten opzichte van 1985 met 95 % zijn achteruitgegaan.

De Huismus lijdt tevens sterk onder de vergiftiging door uitlaatgassen (o.m. gehalten aan benzeen en methyl-tributylether in loodvrije benzine).  

Gebrek aan nestgelegenheid is zowel een probleem in oudere gebouwen (isolatie, renovatie, afbraak) als in – en vooral- nieuwbouw (ongeschikte daken en dakpannen). Het voedselaanbod schiet in stedelijke gebieden tekort door de afname van braakliggende terreinen en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Op het platteland zijn vooral de omschakeling van de teelt van graan naar maïs, de verbeterde oogstmethoden met minder “restjes”, de ontoegankelijkheid van graanopslagplaatsen, het verdwijnen van stoppelvelden en vooral het intensief gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen verantwoordelijk voor de afname.

In steden vindt deze vogel geen rommelige hoekjes meer of braakliggende terreinen (kruiden en zaden). Door het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zoals insecticiden en herbiciden zijn zowel het aantal insecten als het aantal onkruidzaden verminderd. De insecten hebben ze nodig voor het grootbrengen van de jongen. Veel legsels mislukken dus gewoon door een gebrek aan voedsel !  

Sinds de jaren 1970 is ook het landbouwareaal dat geschikt is voor de Huismus gekrompen. Er zijn minder tarwe- en roggevelden. Maïs is voor deze vogel van weinig waarde.  In betere tijden troffen de Huismussen wintervoedsel aan op stoppelvelden. Nu worden deze onmiddellijk na de oogst omgeploegd om nog een herfstoogst binnen te halen. De opslagplaatsen voor graan en andere landbouwproducten worden hermetisch afgesloten. In het stedelijke milieu worden nog steeds veel chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt, zodat het aanbod van kevers, spinnen, langpootmiggen en bladluizen eigenlijk niet voldoet. Veel jongen sterven hierdoor. Hij lijdt dus voedselgebrek.

De huizen zijn nu ook minder dan vroeger voorzien van spleten en holten. Onder de moderne daken kan de huismus niet meer broeden. Vroeger waren er ook meer losse dakpannen en meer schuren en houtmijten. Ook het verdwijnen van houtwallen en houtkanten eiste zijn tol.

Er is dus vergeleken met vroeger minder voedsel en nestgelegenheid. Tegelijkertijd zijn er verhoudingsgewijs meer predatoren zoals roofvogels en huiskatten. De impact van de huiskat als predator is alleen groter geworden doordat de populaties van de Huismus kleiner zijn geworden.    

Door het jachtverbod op roofvogels en het verboden gebruik van een aantal rampzalige chemische bestrijdingsmiddelen zoals DDT, is het aantal roofvogels (Sperwer, Havik, Buizerd, Torenvalk) toegenomen.

De Huismus is beperkt mobiel, wat maakt dat krimpende populaties maar moeizaam of zelfs niet herbevolkt raken door soortgenoten uit andere populaties. Bovendien is de Huismus tamelijk plaatstrouw en raakt hij in bepaalde gebieden geïsoleerd van gebieden die misschien gunstiger zijn door zijn honkvastheid.  Kleine populaties zijn gevoeliger voor toevallige gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld een strenge winter.

Wat kan men als stedeling zelf doen ? Mussenkasten ophangen in de tuin, zorgen voor voldoende ondergroei en ruige hoekjes in de tuin, kruimels voeren in de winter en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen volledig stopzetten.

Er zullen meer Huismussen te vinden zijn in volksbuurten waar meer afval (voedsel) te rapen valt en weinig bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, dan in sjieke buurten waar men kwistig met vergif spuit en steriele parkjes en “stenen” tuintjes aanlegt. Huismussen moeten in steden ook voldoende insecten en zaden vinden.

Algemeen stelt men vast dat het aantal Huismussen afneemt naarmate de bevolkingsdichtheid toeneemt. In bebouwde gebieden die omgeven zijn met meer akkers en graslanden worden meer Huismussen gezien.

Er komen voornamelijk kleine groepjes Huismussen voor, weinig grote mussenkolonies.

Home