NATUURLEXICON


Houtduif

Columba palumbus  


De Houtduif Columba palumbus is een duif van ongeveer 40 cm lang. Het is de grootste Europese duif. De duif heeft een roze-achtige borst, een witte halsvlek, witte vleugelvlekken en een zwarte band op de staart.

In de winter voedt deze vogel zich met voederbieten en gras; in de zomer bestaat het voedsel uit bessen, eikels en zaden.

Deze soort bewoont bossen, open velden, parken, tuinen en lanen. De soort heeft zich goed aangepast aan het stadsleven en is daar sterk in aantal toegenomen. Vroeger was deze duif zeldzamer en moeilijk te bejagen.

Deze duif bouwt een nest van dunne twijgen op bomen. De duif gebruikt ook oude kraaien- en eksternesten.

De soort broedt 2 of 3 keer per jaar. Het vrouwtje legt van april tot augustus telkens 2 eieren.  

Het is in Vlaanderen een zeer algemene broedvogel en standvogel.  

Winterse weersomstandigheden hebben doorgaans een grotere invloed op de populatie dan de jacht op deze vogel.

Het afschieten van Houtduiven in het kader van de bescherming van landbouwgewassen blijkt volgens wetenschappelijk onderzoek geen enkel effect op de gemiddelde leeftijd, de populatieopbouw of de Houtduivenstand te hebben.

Toch worden deze duiven bejaagd omwille van de schade die ze zouden aanrichten aan velden met kool, erwten en spruiten. De schade door Houtduiven betreft echter maximum 5 tot 15 % in een kleine selectie schadegevoelige teelten (bloemkool, witloof, erwten, sommige soorten fruit), die een relatief kleine oppervlakte van het landbouwareaal innemen. Andere methoden zoals afschrikkingsmiddelen zouden moeten volstaan. 

Soms onderhouden de landbouwpraktijken zelf (korrelmaïs) de Houtduivenpopulatie.

Het aantal maïsstoppelvelden die nog voor de winter worden omgeploegd of ingezaaid neemt jaar na jaar toe. Daardoor zijn de foerageermogelijkheden voor Houtduiven in het buitengebied drastisch afgenomen. Grootschalige veranderingen in landgebruik zullen een veel grotere impact hebben op het aantal Houtduiven dan eender welk afschotbeleid (jacht).

Bejaging van Houtduiven in de lente en de zomer, dus tijdens het broedseizoen, is ethisch onverantwoord. Volgens de Europese Vogelrichtlijn mag een vogelsoort niet bejaagd worden tijdens de broedperiode en tijdens de trek naar de broedgebieden. Houtduiven die tussen 16/01 en 28/02 worden geschoten, betreffen overigens vooral overwinterende of doortrekkende vogels van noordelijke populaties, die bij ons in deze periode helemaal geen schade veroorzaken.

Na de voortplantingsperiode is het aantal Houtduiven natuurlijk aangegroeid. Een groot deel van de Houtduiven overleeft de winter niet. De jagers zullen een deel van deze Houtduiven afschieten vooraleer de winter intreedt. Maar de jacht voert geen natuurlijke selectie uit. Meer zwakkere dieren overleven aldus de winter en geven de minder gunstige eigenschappen door aan de nakomelingen. 

Het aantal duiven dat aan het einde van de winter bij ons verblijft of op doortrek is, ligt zeer hoog. Eind februari echter zijn 90 % van deze Houtduiven broedvogels uit Noord- en Oost-Europa en dus wintergasten en/of doortrekkers. De jacht op Houtduiven aan het einde van de winter heeft dus geen enkele invloed op de schade aan landbouwgewassen later op het jaar.    

De schade rechtvaardigt dus geenszins het inefficiënte afschot van Houtduiven door de jacht.  


Home