NATUURLEXICON


Hamster

Cricetus cricetus   


De Hamster  Cricetus cricetus, ook Europese Hamster en in Nederland ook wel “korenwolf” genoemd, is een solitair knaagdier met een lengte van 21 tot 34 cm. De staart meet tot 6,5 cm. Het dier heeft een contrasterend kleurenpatroon op de buikzijde. Bij dreiging gaat hij rechtop staan. Dit kleurpatroon bruin-wit-zwart schrikt dan enigszins af. Het dier is in Vlaanderen zeldzaam geworden.

In principe bouwt elke Hamster een burcht, een complex gangenstelsel met slaapnesten, voorraadkamers en latrines. Hij is in de schemering en ’s nachts actief.

Vanaf half oktober gaat hij in winterslaap om in april-mei te ontwaken.

Tijdens deze winterslaap daalt de hartslag naar 10 slagen per minuut, zakt de stofwisseling tot 5 procent van het normale niveau en koelt het lichaam af tot 4° Celsius. Tijdens de winterslaap zorgt de neurotransmitter serotonine ervoor dat de hamster extra waterstofsulfide aanmaakt, hetgeen orgaanschade voorkomt bij het afkoelen en weer opwarmen. In de koele periode komen ongeveer 95 procent van de witte bloedcellen in de lymfeklieren van de hamster terecht, zodat het immuunsysteem van het dier enige tijd buiten werking wordt gesteld.

In de zomer leeft hij vooral op graanakkers, waar hij voedsel vergaart voor zijn wintervoorraad. Bij dit voedselgaren stopt hij voedsel in de wangzakken, waarna hij deze ledigt in zijn voorraadkamers. Die voorraad, die wel 10 kg kan bedragen, gebruikt hij als hij af en toe wakker wordt. Ook knollen en wortelstokken kunnen deel uitmaken van zijn voorraad.

Jaarlijks heeft het vrouwtje 2 tot 3 worpen van 4 tot 10 jongen.

Essentieel voor de overleving van de Hamster is het voorkomen van ruigere stukken (akkerranden, wegbermen, verwilderde hoekjes) waar hij alternatieve voedselbronnen (insecten, wilde planten) en dekking vindt. ’s Zomers durft hij ook wel een kikker te eten.

Bufferstroken, ruige perceelsranden en kleine landschapselementen zijn voor de overleving van essentieel belang. De Hamster maakt een burcht van zo’n meter diep in de grond. Voor de bouw van die burcht is het dier gebonden aan leem- en lössbodems. Hij graaft loodrechte gangen, die men valpijpen noemt, en schuine gangen. De Hamster gebruikt de valpijpen om in geval van nood snel te kunnen ontkomen.  De schuine gangen dienen om de overtollige aarde naar buiten te werken. Het leefgebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1 km², maar het territorium omvat slechts 20 m².

Moderne landbouwtechnieken zijn nadelig voor de Hamster. De boeren zetten de oogst niet meer in schoven op het land te drogen. Het gewas wordt in een paar dagen tijd van de akkers gehaald. Het te vroeg en te diep machinaal ploegen vernietigt de burchten en soms de dieren zelf. Ook de monoculturen van maïs, in plaats van de mozaïeken van veldjes met tarwe, haver, gerst en rogge zijn schuldig aan de achteruitgang, net als het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, de overmatige bemesting en de versnippering van het landschap door de aanleg van wegen en bebouwing. Zelfs eventuele vluchtstroken zoals grasstroken tussen de akkers en soms wegbermen worden met de akkers mee geploegd en bij de akkers getrokken. Graften en holle wegen verdwijnen.

Ook de graanmonoculturen zorgen ervoor dat het voedselaanbod op de akker beperkt blijft tot graankorrels, die pas tegen het einde van de zomer kunnen gebruikt worden zodat het stapelvoedsel voor de aanleg van de wintervoorraad slechts voor een korte periode beschikbaar is.  

Vrij snel na de oogst worden de akkers opnieuw ondergeploegd zodat snel hamsteren de boodschap wordt. Voor de Hamster moet er aandacht gaan naar het behoud en het herstel van kruidenrijke bermen, akkerranden en ruigten.

De bescherming van de Hamster komt ook andere dieren zoals vogels (Veldleeuwerik, Grauwe Gors, Patrijs) ten goede. Ook vlinders, akkerkruiden en andere zoogdieren profiteren mee van een aangepast beheer.

In Hamster-reservaten wordt vastgesteld dat deze open akkerlandschappen veel zaadetende akkervogels aantrekken en ook veel muizen. Deze muizen trekken roofvogels (zoals Blauwe Kiekendief) aan. De jongen van deze roofvogels trekken dan weer tal van predatoren (Vos, Havik) aan.  

Natuurlijke vijanden van de Hamster zijn uilen, dagroofvogels, de Vos Vulpes vulpes en marterachtigen, zoals de Bunzing Mustela putorius.

Eénmaal de Hamster verdwijnt uit een gebied, zal hij nooit op eigen kracht kunnen terugkeren. De Hamster zal wellicht alleen tegen uitsterven worden behoed wanneer er speciale Hamster-reservaten worden ingericht, waarin graan wordt verbouwd volgens de oude methoden (teeltwisseling met wintergraan, zomergraan en braakland; ondiep ploegen, weinig bemesting met stalmest gebruik van lichte machines) en zonder drijfmest en bestrijdingsmiddelen. Een deel van de oogst moet blijven staan. Met de landbouwers worden bij voorkeur overeenkomsten gesloten waarbij de helft van het graan blijft staan. Deze reservaten kunnen worden ingericht in de kerngebieden van zijn huidige verspreiding.

Bermen, overhoekjes en dergelijke mogen pas laat in het jaar gemaaid worden. Er moeten opvangranden worden voorzien die bij oogstwerkzaamheden schuilgelegenheid biedt. Wegen in de omgeving blijven best onverhard.

De belangrijkste bedreigingen hangen samen met de huidige landbouwpraktijk. Het graanareaal is gering en als gevolg van intensivering van het grondgebruik is het voedselaanbod en de dekking afgenomen. Dit laatste speelt met name in het voorjaar, als de Hamsters ontwaken uit hun winterslaap en op zoek gaan naar voedsel; in die periode kan predatie een succesvolle reproductie en overleving in het voorafgaande jaar teniet doen.

Lokaal kan ook de uitbreiding van bebouwing een probleem vormen.

Hamsters uit andere landen introduceren neigt naar faunavervalsing, vooral op die plaatsen waar dit dier er pakweg de laatste 100 jaar niet voorkwam. Herintroductie in geschikte gebieden waar dit dier wel van oudsher voorkwam, maar verdween door milieuverstoringen, kan worden overwogen, mits beschermingsmaatregelen én een aangepast beheer. Te kleine populaties kunnen leiden tot inteelt, waarbij de vrouwtjes beduidend minder jongen per worp werpen. Bijplaatsingen kunnen op kleine schaal plaatsvinden om de genetische variatie in de populatie te verhogen of om 'lege plekken' in het leefgebied op te vullen.  

In de nesten van de Hamster kan men soms de kortschildkever Philonthus scribae aantreffen.

Home