NATUURLEXICON


Grote Zijdebij

Colletes cunicularius


De Grote Zijdebij Colletes cunicularius is een vrij algemene, grote en vroeg vliegende zijdebij. Deze bij kan tot 15 mm lang worden.

Het vrouwtje heeft een lichtbruin behaard borststuk. Het achterlijf is ongebandeerd, wollig en donker behaard.

Het mannetje is slanker dan het vrouwtje en lichter gekleurd. Het achterlijf lijkt soms gebandeerd (bandjes dan met lange geelbruine tot grauwgele (of vuilwitte) beharing.

De soort komt van half maart tot begin juni voor op schrale plekken met een (stuif)zandbodem, zoals in heidegebieden, zandgroeven en stuifzanden. Men ziet de soort ook wel op opgespoten terreinen, duingebieden en in riviergebieden. Deze bij komt ook voor in de stedelijke omgeving.  Er is één generatie per jaar.

Het vrouwtje graaft zelf nestgangen in losse zandbodems, meestal op hellingen. Meestal wordt er groepsgewijs genesteld.  

De nestwanden worden met een product uit de speekselklieren bekleed zodat een zijdeachtig vlies wordt gevormd. Deze bij heeft een uitgesproken voorkeur voor Wilg-soorten Salix species voor het stuifmeel. Ook de nectar wordt vooral gehaald van Boswilg Salix caprea, Grauwe Wilg Salix cinerea of Kruipwilg Salix repens. De vrouwtjes vliegen ook vaak op de Gewone Paardenbloem Taraxacum officinale. De nectar wordt in de krop vervoerd. Het stuifmeel wordt in de haartjes op de achterpoten vervoerd. De larven zijn bij de aanvang van de zomer volgroeid en spinnen in het nest een cocon waarin de verpopping plaatsvindt. De nieuwe generatie komt reeds in de late zomer uit, maar de bijen overwinteren in hun ondergrondse cellen tot het volgende voorjaar. Soms overwintert de bij als prepop.

De Grote Bloedbij Sphecodes albilabris parasiteert als koekoeksbij op deze soort.


Home