NATUURLEXICON


Grote Stern

Thallaseus sandvicensis


De Grote Stern  Thallasseus sandvicensis meet 41 cm en komt bij ons voor van februari tot oktober.

Hij heeft een ruige kuif en een zwarte snavel met gele punt. In de winter heeft deze vogel een wit voorhoofd. Hij roept in de vlucht een kenmerkend luid krassend “keriiiek”.

Er zijn van deze vogel ook broedgevallen gekend in de achterhaven van Zeebrugge. Hij eet vis.

In mei en juni worden 2 of 3 eieren in een spaarzaam bekleed nestkuiltje gedeponeerd.

De nesten liggen dicht bij elkaar. De soort is zeer gevoelig voor grondpredatoren. Deze stern heeft geïsoleerde nestplaatsen op eilanden en schiereilanden. De eieren worden gedurende 3 weken uitgebroed. Het vrouwtje blijft op het nest, terwijl het mannetje vissen (Zandspiering, Sprot) aanbrengt. De jongen kunnen na circa 5 weken uitvliegen.

Kokmeeuwen kapen vis die sternen aanvoeren voor de jongen, maar vormen wel een extra bescherming omdat ze belagers wegjagen. De aantallen van de Grote Stern groeien in Vlaanderen en Nederland weer langzaam aan. Toch is hij als broedvogel uitzonderlijk; de meeste Grote Sternen zijn doortrekkers.

Het Sternenschiereiland in de voorhaven van Zeebrugge is zeer belangrijk voor de populaties van deze vogel in Vlaanderen.  

De concentratie in enkele grote kolonies (die ongeschikt kunnen worden door vegetatiesuccessie en aanwezigheid van predatoren) en het ontbreken van alternatieve broedgebieden (tijdelijke vestigingen buiten grote kolonies zijn zelden succesvol) maakt de soort zeer kwetsbaar.

Grote Sternen hebben voordeel van een liaison met Kokmeeuwen Chroicocephalus ridibundus tijdens het broedseizoen, ook al zijn de meeuwen de grootste plunderaars van hun eieren en nestjongen. Zilvermeeuwen zijn beruchte rovers van eieren en jongen. Daarbij maken ze weinig onderscheid tussen Grote Sternen en Kokmeeuwen. Kokmeeuwen vallen Zilvermeeuwen Larus argentatus aan. Ze achtervolgen ze ook. Grote Sternen beschermen hun legsel tegen Zilvermeeuwen door op de eieren of jongen te blijven zitten. De Kokmeeuwen zorgen zo voor een grotere veiligheid.  

De matige voedselsituatie (onvoldoende jonge haring in opgroeifase kuikens) vormt een belangrijke factor in het uitblijven van volledig populatieherstel. In het winterhalfjaar treedt verhoogde mortaliteit op (vogelvangst) in de overwinteringsgebieden, waar ook voedselproblemen kunnen gaan optreden (namelijk door de opkomst van de industriële visserij in West-Afrikaanse kustwateren).  

Home