NATUURLEXICON


Groene Specht

Picus viridis


De Groene Specht Picus viridis  is een specht met een lengte tot 32 cm. Deze vogel heeft groene bovendelen. De buikzijde is geelgroen. Het mannetje heeft rood in de zwarte baardstreep en een felgele stuit.

Het vrouwtje heeft een volledig zwarte baardstreep.

De kruin en de nek zijn rood. De vogel heeft een opvallende brede, zwarte ring rond het oog. In zijn typische diepgolvende vlucht valt de gele stuit op.   

De roep is een lachend “kluu-kluu”.

De jonge vogels hebben een zwaar gespikkeld verenkleed.

Deze tamelijk schuwe soort bewoont mozaieklandschappen met bossen en akkers, parken met open plekken en gazons. Hij bezoekt graag hoogstammige fruitbomen.

Zijn voedsel bestaat vooral uit mieren, hun eieren en hun larven. Bij het foerageren maakt hij kuiltjes tot 10 cm diep. Hij loopt spiraalsgewijs tegen bomen op. Er werd reeds vastgesteld dat Groene Spechten de plaatsen onder prikkeldraadafsluitingen frequenteren. Deze plaatsen zijn niet platgetrapt door vee en worden ook minder begraasd. Deze rijkere kruidenlaag herbergt meestal ook talrijke mierennesten.   

In de winter vangt deze specht graag Berkenwantsen Elasmucha grisea, die overwinteren onder mos op beschutte plaatsen. De Groene Specht haalt eenvoudig het mos weg om bij deze prooien te komen.

Hij kan een nesthol uithakken, maar gebruikt soms bestaande nestholen.   

Deze specht hakt in een tijdspanne van een tweetal weken zijn nestholte uit in loofbomen.

In april-mei legt het vrouwtje 5 tot 7 eieren. Beide ouders broeden en verzorgen de nestjongen. Het voedsel voor de jongen bestaat uit een half vloeibare uitgebraakte massa.

In Vlaanderen is deze vogel een algemene broedvogel. Het is een standvogel. Soms vertoont hij lokale trekbewegingen.  

Hij houdt er een groot territorium op na, dat hij snel doorkruist, zodat er vaak ten onrechte wordt van uit gegaan dat er veel Groene Spechten in een gebied voorkomen. Jonge spechten, die zich verspreiden (dispersie) worden vaak ook in gewone tuinen of (stads-)parken gezien. De tuinen of parken moeten wel nog enigszins een natuurlijk karakter vertonen.  

De belangrijkste knelpunten voor deze vogel zijn de verruiging en vergrassing van open bosbodems, waardoor mierenpopulaties verdwijnen of onbereikbaar worden. Dichter wordende bossen leiden tot een afname van de open plekken zodat het voedselaanbod zal verminderen. De aanplant van jonge bosjes is gunstig voor deze soort.

De populaties komen versnipperd voor, zodat er onvoldoende genetische uitwisseling gebeurt.

Gelet op zijn voedselkeuze en het feit dat het een standvogel is, is de Groene Specht gevoelig voor langdurige vorst en sneeuw. Anderzijds profiteert hij natuurlijk van de vele vrij zachte winters die we de laatste jaren kennen (2012).

Deze specht is gevoelig voor werkzaamheden die het voedselgebied aantasten.

Het vernietigen van de ondergroei (mierennesten) is nadelig.


Home