NATUURLEXICON


Grauwe Kiekendief

Circus pygargus   


De Grauwe Kiekendief  Circus pygargus  komt bij ons voor van april tot augustus. Hij meet 40 tot 50 cm. Deze roofvogel is veel beweeglijker en sierlijker dan de andere twee Kiekendief-soorten Circus species.

Het mannetje is grijsblauw met zwarte vleugeltoppen. Hij heeft een zwarte, smalle band over de arm. De stuit is iets lichter. De borst is grijs. De buik is wit en fijn gestreept.

Het vrouwtje heeft een lichtere borst en een smalle, witte stuitvlek; de rest is bruingekleurd. De staart van het vrouwtje is gebandeerd. Het vrouwtje kan gemakkelijk worden verward met een Blauwe Kiekendief Circus cyaneus.

Tijdens de balts voert het mannetje spectaculaire duikvluchten en salto’s uit. Deze soort broedt in open, droog terrein. Het vrouwtje legt tussen begin mei en eind juni om de 2 à 3 dagen een ei dat ze onmiddellijk in 27 tot 40 dagen uitbroedt. Er worden 4 of 5 eieren gelegd. Het nest wordt gemaakt van riet, droge twijgen en grassen en bevindt zich op de grond in een ruigte of korenveld. Het mannetje brengt voedsel aan.  

De jongen zijn na 5 tot 7 weken vliegvlug.

Heidegebieden en moerassige rietlanden waren vroeger een ideaal terrein voor deze vogel. Nadat de oppervlakte van deze gebieden werd gedecimeerd en het gebruik van chemische middelen toenam, verdween niet alleen zijn leefgebied, maar ook zijn voedsel. Deze vogel broedt ook soms op kapvlaktes in bossen, in hooilandcomplexen en soms zelfs graanakkers. Uitgestrekte, ruige terreinen met een groot voedselaanbod en kruidenrijke akkerranden zijn voor deze vogel van belang.  

Bij hun terugkeer uit de overwinteringsgebieden kiezen deze roofvogels als broedplaats namelijk soms wintertarwevelden en luzernevelden. Als de boeren het maaitijdstip niet afstemmen op de broedtijdstippen van deze mooie roofvogels, gaan er veel broedsels verloren.  Brede stroken ongebruikte grond, sommige vol bloemen, andere grazig met klavers en een mengsel van grassen leveren voedsel.

De prooidieren zijn vooral zoogdieren (vooral Veldmuizen), kleine vogels (zangvogels en kuikens van eenden, Waterhoen of Fazant), amfibieën, kevers en sprinkhanen.

De vogel zoekt soms voedsel tot 20 km van zijn broedgebied. Deze vogel heeft een zeer breed gamma aan prooidieren en is in feite een voedselopportunist.    

In jaren met weinig Veldmuizen Microtus arvalis zoekt de vogel naar alternatieve voedselbronnen. Deze vindt hij onder meer ook op kwelders. Ook op deze kwelders komen vrijwel geen muizen voor, maar in deze gebieden broeden wel verschillende vogels (Graspieper, Rietgors, Veldleeuwerik, Scholekster, Tureluur, Kievit) in hogere dichtheden dan op akkers. Het relatief rijke voedselaanbod neemt tijdens de zomer opnieuw af na het broedseizoen en als de pullen groot zijn geworden. Vooral na de oogst worden de akkers opnieuw interessant voor de roofvogel omdat de muizen dan makkelijker te vangen zijn.

Deze roofvogel overwintert ten zuiden van de Sahara. Daar blijkt de vogel vooral grote sprinkhanen te eten.

De jacht en de eiroof door verzamelaars vormen met het verdwijnen van de leefgebieden de ergste bedreigingen.

De voorheen belangrijkste broedhabitats (hoogveen, natte heide, duinen) zijn ongeschikt geworden door verdroging, verruiging of vergrassing van vegetaties, leidend tot gebrek aan nestgelegenheid en voedsel; intensieve recreatie vormt een aanvullende factor. Tegenwoordig vrijwel uitsluitend broedend in agrarisch cultuurland, is de soort momenteel aangewezen op structurele, intensieve en goed gecoördineerde nestbescherming door vrijwilligers. Het huidige stapelvoedsel (veel veldmuizen en zangvogels van open land zoals Veldleeuwerik, Graspieper en Gele Kwikstaart) staat hevig onder druk in de huidige intensieve landbouwpraktijk. De beschikbaarheid van braakgronden is essentieel voor succesvol broeden, maar is deels ook afhankelijk van de landbouwpolitiek.

De Grauwe Kiekendief broedt vaak in gewassen als wintergerst, wintertarwe en luzerne. Nestbescherming in deze gebieden is van uitzonderlijk groot belang. Ook andere akkervogels (Patrijs, Kwartel, Veldleeuwerik) genieten mee van de beschermingsmaatregelen. Het aanleggen van brede faunaranden (ongeveer 10 m breed) die onbewerkt blijven en speciaal voor vogels worden vrij gehouden, kan een gunstige maatregel zijn.  

Brede faunaranden en braakliggende terreinen zijn een pluspunt voor deze soort.

Een belangrijk knelpunt situeert zich tijdens de trek en de overwintering want aan beide zijden van de Middellandse Zee wordt deze vogel door jagers opgewacht en afgeschoten.

Home